Vlaanderen
Klasse.be

Zo doen zij het

Studiekeuze uitgesteld in nieuwe school LAB

  • 27 maart 2018
  • 6 minuten lezen

“Een studierichting kiezen op 12 jaar is te vroeg. Dan spelen te veel niet-relevante factoren een rol. Zoals vriendjes of de impact van thuis.” Dat zeggen de oprichters van LAB. En daarom stelt deze nieuwe secundaire school de studiekeuze uit. Tot het vijfde jaar.

leerling in de nieuwe school LAB
Tinneke Van Kerckhoven – LAB: “Er is hier geen hiërarchie van kennis”

“Onderzoek leert dat 12 jaar echt te vroeg is om een goede keuze te maken. De meeste kinderen weten dan nog niet goed waar hun interesses en talenten liggen”, zeggen co-directeurs en onderwijswetenschappers Kristien Bruggeman en Tinneke Van Kerckhoven. Zij leiden het nieuwe en vernieuwende LAB in Sint-Amands. Die secundaire school ging op 1 september 2017 van start.


Geen studiekeuzestress

Elke LAB-leerling volgt er het standaardprogramma tot en met het vierde secundair. Voor de eerste graad A-stroom vult de school de complementaire uren in met 5 modules die elk 6 weken duren en 3 uur per week beslaan. Houtbewerking, elektriciteit, exponentieel denken (creatief werken rond innovatie), verbindend communiceren en programmeren komen aan bod. In het tweede jaar verdiepen de leerlingen die leerstof. Ze moeten alle modules volgen. Ook hier geen keuze dus.

enkele leerlingen achter computer in de nieuwe school LAB

Ook meisjes programmeren

Waarom? Bruggeman legt het uit: “We merken dat meisjes nooit voor programmeren zouden kiezen, maar als ze 2 weken bezig zijn, vinden ze het keitof. Ook bij houtbewerking en elektriciteit fronsen veel kinderen eerst de wenkbrauwen. Maar eens ze het doen, vinden ze het fantastisch. We geven dat ook niet droog, de lessen zijn net heel praktisch opgevat.”

“Ook als je er niet blij van wordt, vinden wij het belangrijk dat je 6 weken kan doorzetten en de modules op een constructieve manier uitzit. Na 6 weken kan je dan gefundeerd zeggen: dat is niks voor mij. Zo ondervinden ze in de eerste graad wat ze wel en niet tof vinden.”

Wetenschappen tot en met het vierde jaar

In de tweede graad volgt iedereen de richting wetenschappen. Die keuze is praktisch ingegeven: “Als nieuwe school moet je rekening houden met een lijst van vrij programmeerbare onderdelen en die is erg beperkt”, verklaart Bruggeman. “Klassiekere opleidingen vullen die wetenschappen aan met extra chemie of wiskunde. Maar in onze visie moedigt een basisopleiding tot wetenschapper je aan om ook creatieve oplossingen te bedenken en om kritisch te zijn.”

leerling in de nieuwe school LAB

Leren in real life

Daarom maken 6 modules die visie concreet: webdesign, journalistiek, vreemde talen, herborista (bio en chemie), engineering en fotografie. Een derdejaars kiest er 2 per schooljaar en verdiept er zich elke week 3 uur in. 15 weken lang.

Van Kerckhoven: “De leerlingen van de verschillende modules werken allemaal samen aan 1 project en hebben elkaar nodig om dat tot een goed einde te brengen. Daarvoor zullen we samenwerken met het wetenschappelijke tijdschrift EOS. Onze leerlingen-webdesigners bouwen een website die we koppelen aan die van EOS. Dat is heel levensecht. Je kan het zo aan de bomma tonen. Belangrijkste les? Er is geen hiërarchie van kennis. Je bent van elkaar afhankelijk voor een mooi resultaat. Zonder de fotograaf lijkt die website nergens naar.”

Eerst prikkelen, dan doorduwen …

“In de tweede graad kan je je dus vastbijten in je interesse. Wordt het een passie? Ben je bereid om de minder fijne kanten erbij te nemen? Dat is belangrijke info voor je studiekeuze. In elke job zijn er immers dingen die leuk en minder leuk zijn. Je kan maar beter in een module ontdekken dat je wel graag je laarzen aantrekt om op zoek te gaan naar kruiden, maar dat het eindeloos herhalen van proeven in het lab niets voor jou is.”

Ook als een module je niet ligt, moet je die 6 weken constructief kunnen uitzitten

Kristien Bruggeman
LAB

… en dan pas kiezen

“Uit onze ervaring in andere scholen weten we dat de meeste leerlingen de tweede graad in aso halen. Dat verwachten we ook bij ons omdat we voor elk vak met verschillende niveaus werken.” En dan wacht de derde graad: “Daar maken ze pas een fundamentele keuze. Leer je graag al doende? Dan volg je een duale richting, die leren op de werkplek en op school combineert.”

“Ben je sterk in het verwerven en verwerken van meer abstracte leerinhouden? Dan is er onze academische richting, de Wetenschappen Plus. Je kiest voor extra talen, wiskunde of economie. En daarbovenop kies je nog 2 modules. Voor wie droomt van geneeskunde bijvoorbeeld, is er de module ‘anatomie’. Heb je een talenknobbel, dan neem je via e-learning een taal naar keuze op in je lessenpakket. ”

Wat met de zwakste leerlingen?

De school heeft ook een 1B-klas, maar wel met een focus op terugstromen naar 1A. “Er zitten 2 types kinderen in ons 1B”, vertelt Bruggeman. “Met een mogelijke 1A-leerling beginnen we al snel te differentiëren. Hij krijgt meer leerstof, het tempo ligt hoger en we zetten fel in op zelfstandig werk. Kinderen bij wie dat niet lukt, begeleiden we bij het ontdekken van hun talent. Zijn dat eerder de zachte of harde technieken? We hebben helaas niet het geld en plaats om hen hier op school te houden. Al staat een initiatief in die richting nog wel op mijn verlanglijst.”


Waarom is LAB nog vernieuwend?

  1. Theorie toepassen en ervaringen theoretisch onderbouwen: “Je komt niet ver met ervaringen die niet theoretisch onderbouwd zijn. En omgekeerd geldt: theoretische kennis die je niet toepast, gaat snel verloren. Als onze leerlingen de theorie toepassen, krijgen ze veel ruimte voor hun eigen inbreng en creativiteit. En doen ze veel zelfkennis op.”
  2. Autonomie: “In het verwerven van meer theoretische kennis, sturen de leerlingen binnen BZL (begeleid zelfstandig leren) zelf hun leerproces. Leraren zijn aanwezig als coach op de klasvloer.”
  3. Jury’s in plaats van examens: “Leerlingen stellen hun projecten voor aan een jury van leraren en externen. Wie op tijd start, goed plant en rekening houdt met de tussentijdse feedback, kan schitteren voor zo’n jury. In het andere geval staan ze op die momenten spreekwoordelijk met hun broek op de enkels. Meestal overkomt hun dat geen 2 keer.”
  4. Rapport met kleuren: “We visualiseren elke doelstelling met kleuren. Vergelijk het met leren fietsen. In de eerste fase (oranje) weet je dat fietsen iets met een stuur en trappers is. In een volgende fase (blauw) kan een kind wel rijden op die fiets, maar je durft het nog niet alleen op pad te sturen. De derde fase kleurt groen en betekent ‘Hier is 2 euro, ga naar de bakker’.”
  5. Paperless: “Elk kind heeft zijn laptop. Die is eigendom van LAB, het gebruik ervan zit vervat in de schoolrekening. Je boekentas staat hier in de cloud.”
  6. Onderzoeksprojecten (OP) in plaats van losse vakken: “Tijdens de OP-blokken vervagen de vakgrenzen helemaal. Leerlingen verdiepen zich in historische, technische en wetenschappelijke problemen.”
  7. Anders leraar zijn: “Hier geef je niet alleen maar jouw vak. Hier zijn geen blokken van 50 minuten. Leraren zijn hier de hele dag. Zo hebben ze de ruimte om samen te werken, samen te groeien en elkaar te helpen. Ze zitten in minstens 1 leergemeenschap per week.”

logo Veranderwijs.nu

Dit artikel kwam tot stand in een samenwerking tussen Veranderwijs en Klasse. Veranderwijs wil innovatieve onderwijspioniers samenbrengen en inspireren. Kriebelt het bij jou ook om iets nieuws uit te proberen? Op www.veranderwijs.nu kan je ideeën vinden en uitwisselen.

Meer weten over LAB? Je vindt het op www.labonderwijs.be

Veerle Vanbuel

Voeg dit artikel toe aan je bewaarde artikels

Log in om te bewaren


R

Raf Feys

28 maart 2018

Een basisconclusie van het onderzoeksrapport-Dijsselboem-2008 luidde: “Verkrampte gelijkheidsideologie en al te brede gemeenschappelijke basisvorming in 1ste graad s.o. = miskenning van specifieke aanleg en noden en onderbenutting van talenten.”

De Nederlandse parlementaire onderzoekscommissie-Dijsselbloem stelde in haar rapport van 2008 ‘Tijd voor onderwijs’ dat "het verkrampt gelijkheidsideaal van de jaren zeventig ertoe leidde dat alle kinderen zo lang mogelijk hetzelfde onderwijsaanbod moesten krijgen. Dit leidde tot de invoering van gemeenschappelijke basisvorming in de lagere cyclus van het voortgezet (=secundair) onderwijs. Dit betekende dat leerlingen van de meest uitlopende niveaus de eerste twee jaar ongeveer dezelfde leerstof kregen. Traditionele scholen voor technisch- of beroepsonderwijs met een behoorlijk aantal uren techniek waren uit den boze, omdat arbeiderskinderen daardoor zogezegd werden vastgepind op hun afkomst. De leerlingen moesten ook van alles eens kunnen proeven om zich op deze brede basis te kunnen oriënteren en dit leidde tot een al te breed en te weinig gedifferentieerd curriculum" cf. argumenten van pleitbezorgers van brede eerste graad in Vlaanderen.

In het commissierapport lazen we verder: “De huiver om aparte leerroutes in te richten voor leerlingen die moeite hebben met het voor hen té theoretische, algemeen vormende onderwijs, zat bij meerdere linkse partijen diep. De vrees kwam voort uit de tijd waarin arbeidskinderen vroegtijdig van school af werden gestuurd om te gaan werken of op zijn best naar de ambachtsschool mochten. Kortom, deze kinderen mochten niet weer opnieuw slachtoffer worden van een onderschatting van hun talent."

"Deze gelijkheidsideologie heeft er ten onrechte toe geleid dat er jarenlang voor leerlingen wier talent meer praktisch dan theoretisch is, geen volwaardige leerroutes waren. Dit heeft mede bijgedragen aan hoge schooluitval. In plaats van het onderkennen van talenten, ook wanneer die liggen in praktische vaardigheid, en deze verder te ontwikkelen kwam voor deze kinderen de nadruk te liggen op datgene wat ze niet konden.”

"De gemeenschappelijke basisvorming bleek voor vmbo-’ers = bso- en tso-ers te moeilijk en te theoretisch, en voor vwo-’ers = aso-ers - veel te makkelijk. Toch werden ze er in gelijke mate aan onderworpen. Die opgelegde gelijkheid was een politiek dogma waar de onderwijspraktijk helemaal geen behoefte aan had. De minder slimme en andersgetalenteerde kinderen bleken dus allerminst met een ‘gelijke’ behandeling geholpen. Zij zijn massaal uitgevallen in het voor hen te theoretisch gerichte onderwijs. Ze werden in een theoretisch aso-keurslijf geduwd, in plaats van begeleid en beoordeeld te worden op basis van hun prestaties en specifieke talenten.

Onderwaardering van technisch onderwijs

De hervormers wekten door de overbeklemtoning van de ‘algemene’ vorming tegelijk de indruk dat alles wat te maken had met techniek en het latere beroep minderwaardig was. Dit leidde tevens tot een onderwaardering van technisch en beroepsonderwijs en van het werken met de handen. De sterkste leerlingen werden onder hun niveau aangesproken en daardoor gingen ze onderpresteren. Ze werden al te weinig uitgedaagd. Het nivellerend gelijkheidsdenken verving meritocratie door mediocratie. "

"De sociaal en cognitief kwetsbare leerlingen waren – voorspelbaar genoeg ook – het meest de dupe van de daling van de kwaliteit van het onderwijs en/ of van de te brede basisvorming, van de verschuiving van de focus van schoolse kennis en vaardigheden naar algemene en vage competenties en van leerkracht- naar zelfgestuurd onderwijs. "

Commissievoorzitter Dijsselbloem (PVDA) was streng in zijn oordeel: “Mijn socialistische partijleden, een aantal onderwijskundigen en ook nog anderen wilden gelijke kansen voor iedereen. Maar die ideologie leidde in de praktijk tot gelijke behandeling van zeer ongelijke leerlingen. Bij 12-jarigen zijn de verschillen al heel groot. Een grove fout dus. Want daardoor kregen veel leerlingen niet de begeleiding die ze nodig hadden. Daarmee zijn onnodige risico’s genomen”.

Reageren

Laat een reactie achter