Vlaanderen
Klasse.be

Specialist

“Geslaagd inclusief onderwijs vraagt grote stappen”

  • Laatste wijziging: 1 september 2023
  • 8 minuten lezen

In heel Europa, ook in België, zetten landen de stap naar inclusief onderwijs. Op termijn moeten alle leerlingen kwalitatief onderwijs in hun eigen omgeving krijgen, samen met leeftijdsgenoten. Hoe realiseer je dat ambitieuze doel? Klasse vroeg het aan Cor Meijer, directeur van het European Agency for Special Needs and Inclusive Education.

Je bent directeur van het EASNIE. Wat is jullie rol?

Cor Meijer: “Het EASNIE is een samenwerkingsverband van de Ministeries van Onderwijs in 31 Europese landen, die samen ons bestuur vormen. De Europese Commissie financiert het EASNIE vanuit het Erasmus+ programma.”

“Als directeur leid ik een team van onderzoekers en andere medewerkers die zich inzetten voor het realiseren van inclusief onderwijs in Europa. Mijn collega’s en ik werken vooral samen met hoge ambtenaren, want we hebben langetermijndoelen voor ogen.”

“Het EASNIE verzamelt data, doet literatuurstudies en thematisch onderzoek, bijvoorbeeld naar het profiel van de inclusieve leraar. Op basis daarvan doen we beleidsadviezen. We analyseren en reviewen ook de wetgeving rond inclusief onderwijs in elk land.

Kinderen met specifieke behoeften opnemen in een gewone klas, is niet voldoende

Cor Meijer
Directeur EASNIE

“Indien een land dat wenst en financiert, doen we een uitgebreide audit. Met IJsland en Malta bekeken we samen waar ze staan op het vlak van inclusief onderwijs, en waar ze naartoe kunnen evolueren. En Polen, Tsjechië, Portugal, Griekenland en Cyprus betrokken het EASNIE zelfs bij het verbeteren van hun wetgeving rond inclusief onderwijs.”

“Want inclusief onderwijs is de marsrichting. Dat is zo afgesproken in verschillende internationale verdragen, zoals het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (artikel 24) en Sustainable Development Goal 4, waarvoor het EASNIE input leverde. Een van onze grootste mijlpalen zijn de European Council Recommandations. Alle EU-landen, inclusief Vlaanderen, spraken samen af: inclusief onderwijs is een topprioriteit, en met de hulp van het EASNIE gaan we dat waarmaken.”

Wat verstaan die internationale verdragen precies onder ‘inclusief onderwijs’?

Cor Meijer: “Kinderen met specifieke onderwijsbehoeften opnemen in een gewone klas, is niet voldoende. Dan heb je wel integratie, maar nog geen inclusie. Inclusief onderwijs betekent dat elke leerling kwalitatief onderwijs volgt in zijn eigen omgeving, samen met leeftijdsgenootjes. Lange busritten naar speciale scholen of internaten, dat is niet meer van deze tijd. We moeten de zorg naar de leerling brengen, niet de leerling naar de zorg.”

“Ambitieus? Natuurlijk! Zoals alle mensenrechtenverdragen moet je dit zien als een streefdoel, een stip aan de horizon. Zoals we op termijn ook armoede uit de wereld willen helpen, of streven naar gendergelijkheid. Onrealistisch? Op sommige plekken staan ze er al heel dicht bij. In New Brunswick in Canada zijn er geen aparte scholen meer (Zero Project). Zelfs kinderen met een ernstige beperking krijgen er les in gewone scholen.”

“Maar ook dichter bij huis zetten landen stappen naar 1 inclusief onderwijssysteem. In Portugal stromen geen leerlingen meer in het buitengewoon onderwijs in. De generatie die er nu zit, maakt er wel haar schoolcarrière af. Tijdens die transitieperiode schakelen de scholen voor buitengewoon onderwijs zich om tot expertisecentra.”

Een toekomst zonder buitengewoon onderwijs? Dat kunnen we ons in Vlaanderen moeilijk voorstellen.

Cor Meijer: “Elk land heeft zijn eigen, unieke context. In Vlaanderen zit 6% van de leerlingen in het buitengewoon onderwijs. Dat is het hoogste percentage in heel Europa: het gemiddelde is 1,5-2%. Maar je moet uitzoomen naar het verhaal achter dat cijfer.”

“Want dat hoge percentage valt deels te verklaren vanuit de wet van remmende voorsprong. Vlaanderen was, samen met een aantal andere landen, een van de eersten die rekening hield met speciale onderwijsbehoeften.”

“Al rond 1900 richtte Vlaanderen speciale scholen op om kinderen met een beperking kwalitatief onderwijs te geven. Zo bouwden jullie in de vorige eeuw een sterk gesegregeerd onderwijssysteem uit. Dat maakt het moeilijker om nu om te schakelen naar een inclusiever systeem op maat van de 21e eeuw.”

“Vergelijk het met de geschiedenis van lantaarnpalen. Het Verenigd Koninkrijk was het eerste land met straatverlichting op basis van gas, maar schakelde als een van de laatsten over op elektrische verlichting. Ze deden dat uiteindelijk wel, omdat het naar de toekomst toe duurzamer is. Hetzelfde geldt voor inclusief onderwijs.”

learning analytics portret Fien Depaepe
Cor Meijer – Directeur EASNIE : Op de lange termijn komt inclusief onderwijs de economie ten goede.

Inclusief onderwijs is wel een stevige uitdaging. Hoe vertaal je het ideaal naar de praktijk?

Cor Meijer: “Voordat landen werk kunnen maken van inclusief onderwijs, moeten ze eerst een reflectieoefening doen. Hoe gaat hun onderwijssysteem om met diversiteit? Cognitieve verschillen tussen leerlingen zijn heel normaal. Onderzoek heeft aangetoond dat er tussen leerlingen van dezelfde leeftijd, bijvoorbeeld 4-jarigen, in dezelfde klas soms wel 1,5 jaar verschil in ontwikkeling is.”

“In een onderwijssysteem dat erg homogeen is georganiseerd, krijgen die natuurlijke verschillen tussen leerlingen onvoldoende plaats. Wil je inclusief onderwijs haalbaar maken? Dan moet je afscheid nemen van organisatievormen die weinig ruimte laten voor diversiteit, zoals jaarklassen, zittenblijven en vroege selectie. Leerlingen van dezelfde leeftijd heterogeen groeperen werkt het best, daar is het EASNIE van overtuigd.”

“Dat kan en gebeurt al op schoolniveau. Bijvoorbeeld bij aanvankelijk lezen: in sommige scholen beginnen leerlingen daar op verschillende tijdstippen mee. Maar om inclusie echt te doen slagen, moet het hele onderwijssysteem veranderen. Zolang het buitengewoon onderwijs een ‘uitweg’ blijft, stimuleer je gewone scholen niet om écht in te spelen op diversiteit.”

“Als je vertrekt van het idee dat wie ‘anders’ is ook naar een andere school moet, kantelen de dominosteentjes al snel richting het buitengewoon onderwijs. Er ontstaan steeds meer nieuwe ‘labels’: in Nederland zaten ze op een bepaald moment aan 13 types buitengewoon onderwijs. Een aparte school voor elk labeltje, dat kan toch niet de bedoeling zijn?”

Maar al die ‘labels’ in 1 klas is ook niet gemakkelijk. Hoe speel je daar als leraar op in?

Cor Meijer: “Als er sprake is van een hele specifieke onderwijsbehoefte, dan heeft de leraar natuurlijk ondersteuning nodig. Maar vergelijk de 6% leerlingen in het Vlaamse buitengewoon onderwijs eens met sommige andere landen, waar minder dan 1% naar aparte scholen gaat. Heeft Vlaanderen meer specifieke onderwijsbehoeften? Nee, Vlaanderen verwijst leerlingen sneller door. Want de ondersteuning is vooral gecentreerd in het buitengewoon onderwijs.”

“Vermoedelijk heeft het merendeel van die 6% geen hele specifieke behoeften, maar gaat het eerder om achterstanden. En het onvermogen van gewone scholen om met die verschillen om te gaan. Uit het werk van het EASNIE blijkt steeds weer hetzelfde: wat werkt voor een leerling met een specifieke behoefte, werkt vaak voor de hele klas. Dan denk ik aan structuur, team-teaching, heterogeen groeperen en peer learning.”

“Heeft een leerling toch extra zorg nodig? Dan is het belangrijk dat je als leraar op tijd ingrijpt en een oplossing zoekt die dichtbij huis, kortdurend en flexibel is. Net zoals je bij gezondheidsklachten niet wacht tot iemand in het ziekenhuis belandt. Soms vraagt dat externe ondersteuning, maar het is wel belangrijk dat de klasleraar de regie en verantwoordelijkheid behoudt.”

Ik hoor ook veel verhalen van leerlingen die opfleuren in het buitengewoon onderwijs.

Cor Meijer: “Dat heeft volgens mij te maken met een aantal zaken: minder nadruk op leerprestaties, minder stress, kleinere klassen en meer ruimte voor de natuurlijke verschillen tussen leerlingen. Die dingen wil je eigenlijk ook in reguliere scholen zien. Als je het personeel en de geldstromen herverdeelt, kan je bijvoorbeeld de de klassen verkleinen. Maar ook in grotere klassen zijn dingen te verzinnen.”

“Zo gooiden enkele secundaire scholen in Zweden het roer helemaal om en kozen voor een thuisgroepsysteem . Leerlingen blijven er in hetzelfde klaslokaal, dat ze decoreren met foto’s en posters. Ze hebben 3 à 4 leraren, die samen het hele curriculum geven. Elke leerling bepaalt zelf hoe laat hij komt en vertrekt (binnen bepaalde marges). De meesten arriveren al vroeg en blijven zo lang mogelijk, omdat ze het er zo fijn vinden.”

Een band met je leerlingen, een fijne groepsdynamiek: dat is óók inclusief onderwijs

Cor Meijer
Directeur EASNIE

“Maar inclusie zit ook in kleine dingen. Toen ik zelf in de jaren 70 naar school ging, had ik een klasgenoot die altijd heel druk was en afwijkend gedrag vertoonde. Maar hij was ook een krak in wiskunde. Meester Bakker zette die jongen in zijn kracht. Liet hem moeilijke sommen oplossen aan het bord. Dat zorgde ervoor dat wij naar zijn talent keken en hem leerden waarderen, ondanks zijn beperkingen!”

“Een band met je leerlingen, een fijne groepsdynamiek: dat is óók inclusief onderwijs. Zeker kinderen met gedragsmoeilijkheden leren veel van hun ‘peers’. Het geeft hun houvast als de klas samen regels afspreekt en leerlingen elkaar corrigeren. Maar die peer learning is geen eenrichtingsverkeer. In een klas die de samenleving weerspiegelt, trainen álle kinderen hun sociale vaardigheden.”

Maar hoe zit het met de leerprestaties? Het Vlaams onderwijs behoort tot de wereldtop, maar de laatste jaren dalen de resultaten. Verlaagt inclusie de lat?

Cor Meijer: “Er zijn voorbeelden genoeg die bewijzen dat inclusief onderwijs en hoge prestaties elkaar niet uitsluiten. Neem de Nossobro-school in Essunga in Zweden: toen zij transformeerden van een gesegregeerd naar een inclusief systeem, stegen de prestaties aanzienlijk. Bungelden ze eerst onderaan de ranking, niet lang daarna stonden ze in de Zweedse top 3!”

“Uit Europees onderzoek blijkt trouwens dat bij internationaal vergelijkende studies de steekproeven van de verschillende landen nogal variëren. Niet alle landen nemen het buitengewoon onderwijs mee in die prestatie-onderzoeken, waardoor een vertekende rangorde ontstaat. Landen met een erg gesegregeerd systeem en ‘high exclusion rates’, zouden weleens onterecht hoog kunnen scoren.” (Vlaanderen neemt wel een deel van het buitengewoon onderwijs mee, met name leerlingen met een licht mentale handicap, met ernstige leer- of gedragsproblemen of met autisme, nvdr)

“Maar de vraag die je stelt, hangt eigenlijk samen met een andere essentiële vraag. Wat voor soort maatschappij willen we, en hoe willen we daar naartoe? Moet onderwijs vooral gericht zijn op leerprestaties? Mij lijkt dat een erg beperkte opvatting. Hoe zit het met welbevinden, het gevoel ‘erbij’ te horen? Met zaken als tolerantie, burgerschap en democratisch denken?”

“Niet alle leerlingen krijgen thuis een brede kijk mee op andere culturen, sociaal-economische milieus, godsdienst, seksualiteit… In hun internetbubbel worden die eenzijdige denkbeelden nog eens versterkt. Is school dan niet de plek bij uitstek waar ze hun blik verruimen? Inclusief onderwijs gaat ook daarover. Als iedereen die ‘anders’ is naar een aparte school gaat, versmalt onze kijk op de wereld. En dat heeft ook economische gevolgen.”

“Het EASNIE deed een studie naar de link tussen inclusief onderwijs en sociale inclusie. Wat blijkt: inclusief onderwijs vergroot de kansen van leerlingen met specifieke behoeften om een wezenlijke maatschappelijke bijdrage te leveren. Ze zijn minder afhankelijk van uitkeringen en andere speciale regelingen. Op de lange termijn komt dat de economie ten goede.”

Zo’n systeemverandering vraagt toch ook enorme investeringen? Vlaanderen spendeert nu al een kwart van alle overheidsuitgaven aan onderwijs.

Cor Meijer: “Maar hoeveel van die uitgaven gaan naar het buitengewoon onderwijs, busvervoer en extra honorering van speciale leraren? Is het niet juist die open-end financiering die de grootste zorgen moet baren? En gaat dat niet ten koste van het versterken van scholen voor gewoon onderwijs?”

“Volgens mij gaat het niet om extra financiële middelen, maar om het verplaatsen van middelen. In Engeland zijn er voorbeelden van gewone en buitengewone scholen die fuseerden zonder extra kosten. Ze gebruikten de middelen die beschikbaar zijn voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften om 1 inclusief onderwijssysteem te realiseren.”

“Afhankelijk van hoe je de onderwijsbudgetten herverdeelt, kan er in eerste instantie sprake zijn van tijdelijke dubbel-financiering. Maar dat moet je zien als een langetermijninvestering, die je later terugverdient.”

Kyra Fastenau

Voeg dit artikel toe aan je bewaarde artikels

Log in om te bewaren


R

Raf Feys

3 december 2020

Volgens inclusiehardliners vereist inclusief onderwijs blijkbaar niets minder dan het gewoon afschaffen van de basisgrammatica van gewoon en effectief onderwijs:

We lezen: "Wil je inclusief onderwijs haalbaar maken? Dan moet je afscheid nemen van organisatievormen die weinig ruimte laten voor diversiteit, zoals jaarklassen, zittenblijven en vroege selectie. Leerlingen van dezelfde leeftijd heterogeen groeperen werkt het best, daar is het EASNIE van overtuigd.”

Ook volgens prof. Geert Van Hove, hét Vlaams boegbeeld van inclusief onderwijs, vereist inclusief onderwijs een totale omwenteling: “Inclusie gaat niet om het toevoegen van iets bij een onveranderbaar geheel, maar over een totaal herdenken van het schoolgebeuren, om ecologische aanpassing van curriculum, didactiek en instructie “(Inclusief onderwijs, Impuls, maart 2005).

In de PANO-uitzending van 28 maart 2018 over inclusief onderwijs pleitte ook prof. Martin Valcke (UGent) voor het radicaal doorbreken van de klassieke schoolgrammatica en het jaarklassenprincipe. Gezien de feitelijke toestand van grote diversiteit is er volgens Valcke maar één oplossing: "radicaal afstand doen van de basisgrammatica van het 'klassiek' onderwijs: geen jaarklassen, jaarleerplannen en groepsinstructie; maar sterk geïndividualiseerd onderwijs: voor elk kind a.h.w. een passend potje koken. " Totale ontscholing dus!

En ook volgens de VLOR-platformtekst van 2005 stond inclusief onderwijs haaks op het huidige “leerstofgerichte karakter van het onderwijssysteem. Het onderwijs moet bereid zijn zich aan te passen aan de behoeften van elke leerling in plaats van de leerling te dwingen zich aan te passen aan de onder onderwijsstructuren en leerinhouden.”

Reageren
W

Wim Van den Broeck

4 december 2020

"Een man met een helikopterperspectief"? Dit is geen helikopterperspectief, maar de opvatting van iemand met een radicale visie op inclusie. Dat mag natuurlijk, maar het is niet deze visie die landen en regio's, zoals Vlaanderen, dichter zal brengen bij een meer inclusief onderwijs, integendeel, de radicaliteit ervan stoot eerder af. Wat we hier voorgeschoteld krijgen is een visie die wel sterk overeenkomt met wat er in de 'general comments' (GC) staat bij het VN-verdrag. Waar het VN-verdrag zelf nog heel wat interpretatieruimte open liet, is dat in de GC niet meer het geval. Ook daar wordt, net als in dit betoog van Meijer, zeer duidelijk dat dit inclusieconcept meteen een hele rits van onderwijsopvattingen impliceert die op z'n zachtst uitgedrukt erg controversieel zijn en haaks staan op wat door vele anderen als goed onderwijs wordt gezien.

Men bepleit een radicaal ander onderwijsconcept waarbij uitgegaan wordt van de 'natuurlijke verschillen' tussen kinderen. Het jaarklassensysteem moet er dan aan geloven, een systeem echter dat universeel wordt toegepast en gezorgd heeft voor de hoge kwaliteit van het onderwijs in vele landen. Uitgaan van diversiteit wordt als iets positiefs voorgesteld, maar bij nader inzien blijkt het niets anders te zijn dan een hyperindividualistisch onderwijsconcept, wat in de praktijk vaak leidt tot heel wat leerlingen met allerlei 'exclusieven' (labeltjes, aparte maatregelen, etc.). Het relativeren, dus minder belangrijk maken, van leerprestaties ten voordele van meer nadruk op welbevinden is een simplistisch recept. De verzekering die Meijer ons denkt te kunnen geven, nl. dat deze radicale ommekeer niet hoeft gepaard te gaan met een algemene kwaliteitsdaling overtuigt niet meer nadat we de onderwijskwaliteit in vele landen hebben zien dalen, precies door het toepassen van dit recept.

Het moet Meijer ongetwijfeld ontgaan zijn dat er sinds kort een nieuwe wind waait in onderwijsland, waarbij onderwijskundigen de waarde van degelijk klassikaal onderwijs opnieuw weten te waarderen. In een dergelijk onderwijs is er zeker ook plaats voor een meer realistisch concept van inclusie, maar dan een waarbij gebleken kwaliteitskenmerken niet zomaar overboord worden gegooid.

Reageren
N

Nicolas Verwimp

5 december 2020

Interessant om te lezen, zowel het artikel als de reactie.

Reageren

Laat een reactie achter