Duiding
Onderwijsspiegel 2021: “Met een krachtig schoolbeleid blijf je overeind in crisistijd”
Het inspectieverslag van schooljaar 2019-2020 is om verschillende redenen bijzonder: corona-belrondes vervingen vanaf maart de doorlichtingen. En uit het onderzoek over welbevinden blijkt dat 43% van de leerlingen de klas te onrustig vindt. Klasse legde opmerkelijke resultaten uit de Onderwijsspiegel voor aan inspecteur-generaal Lieven Viaene.
© Illias Teirlinck

Waarop scoren scholen goed volgens de doorlichting?
Lieven Viaene: “Het is een constante in de Onderwijsspiegels van de voorbije jaren: in bijna alle doorgelichte lagere (97%) en secundaire (98,5%) scholen zorgen leraren voor een positief en stimulerend leer- en leefklimaat. Ze zorgen voor sfeer en interactie in de klas en ze delen hun lestijd efficiënt in. Ze motiveren en waarderen de leerlingen, en leerlingen mogen fouten maken. Tijdens de coronacrisis valt dat extra op: leraren willen niet alleen dat hun leerlingen goede resultaten behalen, maar ook dat ze gelukkig zijn.”
“Die cijfers contrasteren enigszins met onze 5-jarige bevraging rond welbevinden bij de leerlingen: 43% geeft aan dat de klas niet rustig genoeg is. Daar liggen dus kansen op vlak van klasmanagement. Een derde van de bevraagde leerlingen vindt dat ze weinig positieve feedback krijgen en meer dan de helft van de leerlingen aso en tso vindt dat leraren doorgaans niet om hun mening vragen. Leerlingenparticipatie kan dus nog beter. De feedbacktool van de Vlaamse Scholierenkoepel kan daarbij een zinvol instrument zijn.”
“Een ander sterk punt dat we zien terugkeren, is de visie en het strategisch beleid van de scholen. 73% van de basisscholen en 93 % van de scholen gewoon secundair onderwijs weten wat ze met hun onderwijs wil bereiken, hoe ze de schoolwerking vormgeven en hoe ze de ontwikkeling van de leerlingen willen stimuleren. Ze houden daarbij rekening met de context van de school.”
Waarover maak je je zorgen?
Lieven Viaene: “Bij 60% van de basisscholen en 71% van de scholen secundair onderwijs is de kwaliteitsontwikkeling onvoldoende. Hoewel 67% van de scholen secundair hun kwaliteit op een betrouwbare manier evalueert, met input van leerlingen, ouders, stageplaatsen en hogescholen, evalueert maar 29% van de scholen secundair die kwaliteit ook systematisch: in terugkerende cycli met verbeteracties. Veel scholen gaan eerder intuïtief dan planmatig te werk.”
“Maar het onderwijskundig beleid is toch onze grootste zorg. Minder dan de helft van de basisscholen en maar 28% van de scholen secundair maakt schoolbrede en volledige afspraken over didactiek, leerlingenevaluatie, feedback en leerlingenbegeleiding. Bij de meeste scholen zijn die afspraken niet doelgericht geformuleerd en niet duidelijk voor alle teamleden. Scholen checken ook te weinig of hun personeelsleden die afspraken toepassen.”

“Leerlingenevaluatie blijft ook een belangrijk aandachtspunt: slechts 35% van de scholen secundair komt tegemoet aan de verwachting. In twee derde van de scholen is de evaluatie niet voldoende transparant, betrouwbaar, breed, afgestemd op de doelgroep en geïntegreerd in het onderwijsleerproces. Evaluatie is dan ook een van de moeilijkste taken van de leraar.”
“In maar iets meer dan de helft van de secundaire scholen is de feedback voldoende kwalitatief. In de andere gevallen is die nog te vaak gericht op het product, op het verbeteren van fouten, en te weinig op het leerproces.”
“In minder dan de helft van de secundaire scholen is er voldoende taalgericht onderwijs. ‘Elke leraar taalleraar’ betekent dat je de terminologie van je vak opbouwt en daarbij rekening houdt met de voorkennis van je leerlingen. Het volstaat niet om bijvoorbeeld enkel posters met begrippen op te hangen. ”
In de helft van de doorgelichte secundaire scholen bereiken leerlingen de gewenste doelen niet. Zijn leereffecten niet de beste graadmeter voor onderwijskwaliteit?
Lieven Viaene: “Onderwijskwaliteit gaat voor ons ruimer: met ons referentiekader onderzoeken we 37 kwaliteitsverwachtingen. Leerlingenevaluatie is daar één heel belangrijke van. Maar de manier waarop de school haar beleid en haar leerlingenbegeleiding uitbouwt, bepaalt evenzeer de kwaliteit van onderwijs. Net als de manier waarop ze haar werking evalueert: met gegevens over doorstroom of zittenblijvers in Dataloep, met leerlingen- en ouderbevragingen. Spijtig genoeg zet een derde van de scholen nog te weinig in op datageletterdheid. De slaagcijfers voor toetsvragen onder de loep nemen, nagaan of alle toetsen samen alle doelstellingen coveren, of feedback vragen bij leerlingen en ouders, blijft een uitdaging. ”
“De inspectie maakt zich wel degelijk zorgen over het kennisniveau van de leerlingen, zeker als je de PISA– en TIMMS-resultaten achteruit ziet gaan. Maar als inspectie kijken we breder, ons onderzoek is complementair aan die internationale testen. Ook bijvoorbeeld het welzijn van de leraren, de context en de populatie van de school nemen we mee in onze beoordeling. Als je je beperkt tot de testresultaten van de leerlingen, doe je leraren onrecht aan. Want ze zijn met zoveel meer bezig.”

Daalt het kennisniveau niet omdat er te veel nadruk op de vaardigheden ligt?
Lieven Viaene: “Ik wil absoluut het idee uit de wereld helpen dat de kennis achteruitgaat doordat we als inspectie te veel zouden hameren op vaardigheden. In de eindtermen staat wat we van leerlingen verwachten: zowel kennis als een brede waaier aan vaardigheden. Bij doorlichtingen merken we net dat kennis vaak voldoende aan bod komt, maar vaardigheden niet.”
“Voor Frans in het secundair onderwijs ligt de nadruk bijvoorbeeld te veel enkel op reproductieve oefeningen. De leerlingen krijgen te weinig kansen om grammatica en woordenschat toe te passen in een spreekoefening of taaltaak. We zeggen zeker niet: start met vaardigheden en dan komt de kennis vanzelf. Kennis is essentieel, maar reproduceren is niet voldoende.”
“Ook bij wiskunde, informatica en economie situeren de tekorten zich eerder binnen de probleemoplossende en onderzoeksvaardigheden. Om problemen op te lossen hebben leerlingen kennis nodig, maar als je hen enkel zinnetjes laat aanvullen of ja/nee-vragen laat beantwoorden op het examen, dan weet je niet of ze die kennis ook tot leven kunnen wekken.”
De brede basiszorg is in 58% van de secundaire scholen ondermaats, terwijl het leer- en leefklimaat in de meeste scholen top is. Hoe kan dat?
Lieven Viaene: “Onder leer- en leefklimaat verstaan we de sfeer in de klas en een warm schoolklimaat, dat bv. ook pesten voorkomt. Brede basiszorg gaat verder: betrokken leraren zien vooraf welke aanleidingen er kunnen zijn voor pesten. Ze kennen de sociaal-economische achtergrond van hun leerlingen of weten waar er spanningen zijn. Ze kunnen er ook sneller op inspelen.”
“Ook in de lespraktijk heeft brede basiszorg een plaats. Het betekent dat je in parallelklassen niet identiek dezelfde les geeft. Je verkent de beginsituatie van je leerlingen en sluit aan bij hun interesses. Je houdt maximaal rekening met de voorkennis van de leerlingen, bouwt je lessen gradueel op en stelt een duidelijk doel. Bereiken de leerlingen dat doel niet, dan volgt je een duidelijk spoor om te remediëren.”
“Begeleiding rond leren en studeren valt ook onder die brede basiszorg. Hoe breng ik de noden binnen de schoolloopbaan van elke leerling in kaart. Als je leerlingenbegeleiding toepast op heel je klas, moet je steeds minder leerlingen een apart zorgticket geven.”
Tijdens de belrondes zei driekwart van de directeurs basisonderwijs dat ze geen of maar enkele leerlingen met leervertraging hebben. Onderzoeker Kristof De Witte doet andere vaststellingen?
Lieven Viaene: “Directeurs antwoordden in eer en geweten op onze vraag. Hun beleving blijkt niet overeen te komen met de resultaten van de Interdiocesane Proeven waarop Kristof De Witte zijn onderzoek baseert en ze lijken de situatie optimistischer in te schatten. De leervertraging varieert volgens De Witte wel naargelang de achtergrond en psychologische kenmerken van de leerling. Zo gingen sommige introverte leerlingen er zelfs op vooruit tijdens de lockdown.”
“Een objectieve graadmeter, zoals een centrale toets, is daarom geen overbodige luxe. We moeten wel goed weten wat we meten met die gestandaardiseerde toetsen. De inspectie staat er 100% achter, op voorwaarde dat we er op een goede manier mee omgaan: ‘teaching to the test’ of een sterke segregatie tussen scholen creëren, is niet de bedoeling. Maar je kan wel jaarlijks je schoolbeleid evalueren aan de hand van die testresultaten, en gepaste maatregelen treffen. De inspectie komt immers maar om de 6 jaar langs.”

Als die leervertraging hoger ligt dan directeurs zelf inschatten, hoe kunnen ze er dan op inspelen?
Lieven Viaene: “Als directeurs met hun team de juiste onderwijskundige keuzes maken en opvolgen, zullen leerlingen de opgelopen leervertraging sneller inhalen. Maak schoolbreed afspraken over evaluatie en teken een duidelijke leerlijn uit van leerjaar 1 naar 6. Zorg ervoor dat de didactische methodes van je leraren niet verschillen want zo breng je de leerlingen in de war.”
“Elke leraar is cruciaal in zijn klas, maar er moet ook overleg zijn tussen leraren en een schoolbeleid dat de krijtlijnen uitzet. Leraren bewezen tijdens corona dat ze goed kunnen samenwerken om het digitaal onderwijs op poten te zetten. Als ze dat goede teamwerk verder zetten zal de onderwijskwaliteit verhogen.”
De Onderwijsspiegel eindigt met een onderzoek over welbevinden (2017-2021). Zijn jongeren vandaag minder gelukkig dan 5 jaar geleden?
Lieven Viaene: “Uit onze resultaten blijkt dat het welbevinden vrij stabiel blijft, maar het onderzoek viel wel nagenoeg stil vanaf maart 2020. De mentale gevolgen van corona hebben we nog niet gemeten met leerlingenbevragingen.”
“Uit de resultaten tot maart 2020 blijkt dat 9 op de 10 leerlingen zich goed voelen op school of in de klasgroep. Maar dezelfde pijnpunten keren terug: waarom komt een kwart van de leerlingen niet graag naar school en waarom is die groep niet geboeid door de leerstof? ”
“In het deeltijds beroepsonderwijs voelen leerlingen zich gelukkiger dan in het voltijds beroepsonderwijs. De overstap naar modulair onderwijs met een sterke individuele begeleiding heeft daar waarschijnlijk mee te maken: in het deeltijds onderwijs werken leerlingen heel gericht naar een kwalificatie toe en voelen ze meesterschap. Misschien kunnen we aan de hand van die resultaten de aanpak in ons voltijds leerplichtonderwijs in vraag stellen? ”
“Over het algemeen neemt het welbevinden van leerlingen een duik op het einde van de lagere school, piekt daarna in de eerste graad van het secundair tot routine het geluksgevoel opnieuw keldert in de tweede graad. Hoe kunnen leraren dit proces beïnvloeden, dat is de vraag.”
Leverden de belrondes bijkomende info over het welbevinden?
Lieven Viaene: “We hoorden veel goede initiatieven om het welbevinden op peil te houden: leraren en zorgteams gingen proactief en aanklampend te werk om leerlingen te bereiken. Leerlingen konden hun zorgen delen in 1-op-1 gesprekken met vertrouwenspersonen, in een babbelbox, een bevraging of een kringgesprek in de online les. Met ludieke acties zoals een oppeppend filmpje of een coronakrantje, hielden de leraren de moed erin bij hun leerlingen.”
We zeggen zeker niet: start met vaardigheden en dan komt de kennis vanzelf. Kennis is essentieel, maar reproduceren is niet voldoende
“Maar ook wanneer alle leerlingen weer voltijds naar school kunnen, moeten we aandacht blijven hebben voor de socio-emotionele situatie. Een verbindende schoolcultuur waar leerlingen het gevoel hebben dat ze bij leraren terecht kunnen en waar ouders partners van de school zijn, blijft belangrijk.”
“Karakter en sociaal-economische achtergrond bepalen hoe leerlingen de schoolsluiting beleefden: sommige voelden zich tijdens de lockdown gelukkiger en boekten zelfs betere resultaten. Vooral oudere scholieren apprecieerden de vrijheid en zelfstandigheid van het afstandsonderwijs. Anderen zonken net diep weg zonder de school. Misschien kunnen scholen in de toekomst de ene groep meer zelfstandig laten werken en de andere net meer begeleiden. Dat is een interessante denkoefening.”
Brengt deze crisis nog andere kansen voor onderwijs?
Lieven Viaene: “Zeker, op vlak van samenwerking en solidariteit is dit ondanks alles een vruchtbaar en leerrijk jaar. Het overleg onder leraren nam toe: ze maakten en deelden massaal online materiaal. Het takenpakket van leraren werd dooreengeschud: sommigen werden IT-coördinator, anderen handhaafden de veiligheid op school. De wendbaarheid van directeurs, leraren en leerlingen verdient een compliment, al bezochten we ook scholen waar schoolteams met de handen in het haar zaten. Hen blijven we ondersteunen in hun zoektocht.”
“Het digitaal onderwijs brak eindelijk door en krijgt financieel een stevige duw in de rug via het actieplan Digisprong. Maar middelen moet je ook goed inzetten: scholen zullen een goed beleid en didactische visie rond digitaal onderwijs moeten ontwikkelen. Zo zag je dat scholen die meteen afspraken maakten om 1 leerplatform consequent te gebruiken, sterker stonden tijdens de lockdown.”
“De stem van de ouders en van de leerlingen won aan belang. Scholen werden zich nog meer bewust van moeilijke thuissituaties die het leren kunnen belemmeren. Scholen waar ouderbetrokkenheid al goed ingeburgerd was, hadden een voetje voor. De school is meer dan een leerfabriek, bewees deze crisis. Het is ook een plek waar jongeren structuur krijgen en groeien op sociaal vlak.”
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter