Vlaanderen
Klasse.be

Zo doen zij het

De 4 fases van een kindgesprek

  • 26 april 2023
  • 8 minuten lezen

Het team van VBS Wonderwijs in Haasdonk zet in op formele een-op-eengesprekken met elke leerling. Terwijl alle leraren een opleiding verbindend communiceren volgden, zochten zorgcoördinator Sabine en directeur Daniëlle naar tijd. Het resultaat van die structurele investering? Klasse volgde de kindgesprekken van leraren Anneleen en Phyby mee.

13.10 uur: de leerlingen huppelen, lopen en springen naar ‘de rij’. ‘Juuhuf, weet je wat Karin daarstraks zei?’, ‘Juuhuf, zal ik eens vertellen wat we zonet gedaan hebben?’ De leerlingen bestoken hun leraren enthousiast met verhalen van de voorbije middagpauze. “Om effectieve gesprekken te voeren, moet je vooral kunnen luisteren. Niet alleen tijdens de officiële momenten, ook tussendoor, als een kind zélf iets wil vertellen”, benadrukt leraar Anneleen.

Anneleen Jacob, leraar zesde leerjaar: “Die officiële momenten vinden tweemaal per jaar plaats en kozen we zorgvuldig. Begin oktober zijn leerlingen gewend aan hun nieuwe klas en leraar. Zo kan een gesprek veilig verlopen. Tegen maart heb je een goed zicht op de groei van je leerlingen én is er nog tijd om met nieuwe doelen aan de slag te gaan. In die periode zijn er bovendien opendeurdagen op middelbare scholen: het geknipte moment om op de studiekeuze van de zesdes in te gaan.”

Phyby Wuytack, leraar eerste leerjaar: “Onze kindgesprekken vragen tijd. Tot nog toe spraken we de leerlingen vaak tijdens de pauzes. Niet ideaal, want die pauzes zijn nodig. Leerlingen moeten voldoende kunnen bewegen. En leraren moeten even kunnen deconnecteren van de ‘juuhufs’. Nu pakken we het anders aan: terwijl Anneleen en ik onze kindgesprekken voeren, vangen de zorgleraren de andere leerlingen op.”

“Dat is geen evidente organisatie: wij zijn uiteraard niet de enige leraren hier op school en op één namiddag lukt het ons niet om met alle leerlingen van de klas te spreken. De zorgleraren en directeur dachten daarom na over enkele zinvolle vervangprogramma’s: leerlingen van verschillende klassen knutselen, spelen samen buiten, helpen elkaar bij techniekproefjes en spelen gezelschapsspelletjes met de mensen van het rusthuis …  Dat vraagt best wat van ons zorgteam, maar we zijn ervan overtuigd dat de gesprekken erg belangrijk zijn. Bovendien zetten de vervangprogramma’s extra in op verbinding en burgerzin.”

Leraar zesde leerjaar Anneleen Jacob voert een kindgesprek
Leraar Anneleen: “Structureel tijd maken voor een gesprek toont onze leerlingen dat hun ideeën ertoe doen.”

Anneleen: “Structureel tijd maken voor een gesprek toont onze leerlingen dat hun ideeën ertoe doen. Dat versterkt hun band met ons en maakt dat ze ons durven aanspreken vóór een of andere boel ontploft. Tijdwinst, want er gaat meestal meer energie naar de brokken lijmen dan naar de ontploffing voorkomen.”

“Bovendien leren onze leerlingen zo doelen te stellen voor zichzelf, verantwoordelijkheid te nemen voor hun groeiproces, na te denken over oplossingen en te reflecteren over hun talenten, werkpunten en toetsresultaten.” 


13.20 uur: Anneleen en Phyby beginnen eraan. De leerlingen van het eerste leerjaar hebben een kortere spanningsboog en minder taal om zichzelf uit te drukken dan de zesdes. Daardoor verschilt de concrete invulling van de gesprekken sterk van leerjaar tot leerjaar. Maar de algemene structuur van elk kindgesprek is wel dezelfde.

Fase 1: voorbereiden

Anneleen verwelkomt de eerste leerling: “Dag Jules*, fijn dat je de spits afbijt. Neem je je map met voorbereidingen erbij?” Jules haalt zijn blad met reflectievragen en groeidocument boven. Het eerste peilt naar zijn interesses en onderwijsbehoeftes: wat is je lievelingsvak, wat vind je moeilijk, werk je graag in groep, vind je het huiswerk makkelijk/moeilijk …? Het tweede toont zijn vooruitgang en laat hem doelen stellen voor zichzelf. De leerlingen kregen vorige week tijd in de les om de documenten aan te vullen en de hulp van hun leraar in te schakelen.

Anneleen: “Lang niet elke leerling kan een grondige zelfanalyse maken of SMART-doelen formuleren; zoiets moet je opbouwen, oefenen en ondersteunen. Als je daar in de les tijd voor maakt, toon je dat je het belangrijk vindt. Bovendien krijg je zo erg waardevolle informatie: waarom worstelen bepaalde leerlingen bijvoorbeeld met de voorbereiding? Zijn ze het niet gewoon om over zichzelf na te denken? Zit er misschien een laagje faalangst of perfectionisme onder? Wat ik tijdens mijn observatie opmerk, bespreek ik met hen: ‘Ik heb gezien dat je het moeilijk vond om je groeidocument in te vullen. Hoe komt dat, denk je?’.”

Phyby: “Mijn leerlingen van het eerste leerjaar bereiden het gesprek niet voor. Dat lukt hen – voorlopig – nog niet. Wel werken onze collega’s in de kleuterklassen aan kleuterbabbels, waardoor ik in de toekomst misschien wel wat meer van de leerlingen kan verwachten.”

Fase 2: geruststellen

Nadat Jules zijn voorbereiding erbij heeft genomen, duidt Anneleen het doel en kader van het gesprek. Ze is enthousiast en maakt oogcontact. Terwijl ze hem laat vertellen wat hij nog weet van het gesprek in oktober, observeert ze hoe hij zich voelt. Omdat Jules zich wat inhoudt, benadrukt Anneleen dat ze geïnteresseerd is in wat hij te vertellen heeft en dat er geen juiste of foute antwoorden zijn in dit gesprek.

Anneleen: “In deze fase zitten we eigenlijk het hele jaar door. Wederzijds vertrouwen opbouwen kost tijd en vraagt om een lesaanpak te midden van je leerlingen en niet boven hen. En heel wat mini-interacties tussendoor: een oprecht compliment bij een straffe prestatie, een ‘komaan, je kan het’-schouderklopje, luisteren naar de ‘juuhufs’ ook al suizen je oren ervan. Maar formeel stilstaan bij het doel van het gesprek is ook belangrijk. Als je leerlingen weten wat je van hen verwacht, ervaren ze  minder stress.”

Phyby: “Zeker de leerlingen van het eerste leerjaar vinden een een-op-eengesprek met hun juf erg spannend. Leerlingen die écht niet op hun gemak zijn, geef ik wel eens een mandala, zo’n kleurplaat met geometrische figuren. Dat maakt hen rustiger.”

Fase 3: samen haalbare doelen formuleren

Jules en Anneleen overlopen de voorbereiding: Jules houdt van wiskunde en L.O., maar kan zijn eigen handschrift niet goed lezen. Anneleen bekrachtigt eerst het positieve: “Ja, amai, deze ochtend zag ik nog dat wiskunde je écht ligt. Met die ene oefening had iedereen het lastig, behalve jij.”

Daarna gaat ze constructief en doelgericht met Jules’ werkpunt aan de slag. Ze vraagt of hij al nadacht over een oplossing. Jules is goed voorbereid: “Ik kan papa zinnen laten dicteren en die opschrijven?” Op zich een oké voorstel, maar Anneleen ziet een kans om Jules – en zijn ouders – geen extra huiswerk te geven: “En waarom oefen je niet tijdens de lessen? Je geeft meestal heel snel af. Kan je die extra tijd niet gebruiken om netter te noteren? Als je nu eens met je lievelingsvak, wiskunde, begint?” Daar zit wat in, geeft Jules toe. 

Anneleen: “Elk gesprek werkt naar haalbare doelen toe. We spreken af – en noteren allebei – wat de leerling zal doen en hoe ik zal ondersteunen. Door de verantwoordelijkheden te delen, maak je duidelijk dat de leerling er niet alleen voor staat. In dit geval stelde Jules voor om hem wat regelmatiger op zijn slordigheid te wijzen. Concrete afspraak: telkens als ik hem een schouderklopje geef, let Jules extra op zijn handschrift.”

Leraar eerste leerjaar Phyby Wuytack voert een kindgesprek
Leraar Phyby: “Omdat ze nog niet altijd de taal hebben om zich uit te drukken, duiden mijn leerlingen van het eerste leerjaar op een tekening aan in welk figuurtje ze zich het meest herkennen.”

De leerlingen van het eerste leerjaar hebben nog niet altijd de taal om zich uit te drukken. Als gespreksopener toont Phyby haar leerlingen daarom een tekening met ‘Blob’-figuurtjes, een tool die de Britse psycholoog Pip Wilson ontwikkelde om zelfreflectie te stimuleren. De leerlingen duiden aan in welk figuurtje ze zich herkennen. Als Nora* de eenzaat op de tekening aanduidt, weet Phyby dat ze op dat gevoel moet doorpraten.

Een tweede succesvolle techniek: zelf een zin starten en de leerlingen laten aanvullen. Sara* babbelt te veel in de les en Phyby wil haar dat zelf doen inzien: ‘Ik merk dat je tijdens de uren zelfstandig werk niet altijd weet wat je moet doen. Ik denk dat je te veel …’ ‘… babbelt’, vult Sara aan. Verrassend genoeg glundert ze. Ze is fier dat ze de zin heeft kunnen aanvullen, ook al gaat het om een werkpunt.

Phyby: “Bij sommige leerlingen geef ik voorrang aan hun plaats in de groep, bij andere aan hun gedrag in de klas, bij nog andere bespreek ik de vaardigheden of leerstof waar ze moeite mee hebben. Bij 7-jarigen kan ik in één gesprek niet én metacognitie én sociale én cognitieve vaardigheden aankaarten. Ik bepaal daarom op voorhand wat me het meest opgevallen is aan het kind en welk doel ik met het gesprek wil bereiken.”

Fase 4: duidelijk en positief eindigen

‘Ik schrijf op dat je vanaf nu elke avond op tijd je bedje inkruipt, zodat je niet meer zo moe bent overdag’, vat Phyby haar gesprek met Emma* samen. ‘Is er nog iets dat je tegen de juf wil zeggen?’ Emma aarzelt even en fluistert dan: ‘Misschien vergeet ik het soms, want ik ben een vergeetkous.’ ‘Oh, eens iets vergeten is niet erg; probeer het dan de volgende dag weer beter te doen’ stelt Phyby haar gerust, ‘de juf is soms ook een vergeetkous.’

Phyby: “We eindigen elk gesprek duidelijk en positief. Door het werkpunt te herhalen, weten leerlingen wat hen te doen staat. En door nog een compliment te geven, een mopje te maken of hen te bedanken voor het gesprek, motiveer je hen om met dat werkpunt aan de slag te gaan.”


15.30 uur: de bel gaat. Phyby sprak op 2 uur tijd met ongeveer de helft van haar leerlingen, Anneleen met één derde.

Anneleen: “Het blijft zoeken naar een efficiënte aanpak, maar wie een goed gesprek forceert of afkapt, verliest ook veel. Een van mijn leerlingen voelde zich bijvoorbeeld slecht door het geroddel van enkele klasgenoten. Vanzelfsprekend liep dat gesprek uit. Het kostte mij al heel wat tijd om haar te troosten en terug een goed gevoel te geven. Daarna moesten we nog op zoek naar een oplossing voor het conflict.”

“Omdat ze nog te gekwetst was om over het voorval te praten, mocht ik de confrontatie met de andere leerlingen niet aangaan en haar ouders nog niet betrekken. Voorlopig spraken we daarom af dat ik haar een andere plaats in de klas – weg van de roddelaars – zou geven, zodat ze eerst terug rust kan vinden.”

“Hoe lastig het ook is, voor pesterijen moet je tijd maken. Want als je ze niet grondig aanpakt, slaan ze misschien diepe wonden. Volgende week pols ik nog eens of ze al klaar is om het gesprek met haar ouders of klasgenoten aan te gaan. Maar ik forceer niets. Als Laura* mij vertrouwt, durft ze me aanspreken als het niet goed gaat. Dat wil ik bovenal bewaken.”

*Om de privacy te beschermen zijn de namen van de leerlingen in dit artikel gefingeerd.

Tine Jellasics

Voeg dit artikel toe aan je bewaarde artikels

Log in om te bewaren


V

Van Haute Hilde

3 december 2015

Als zorgjuf voor de kleuters geef ik de kindcontactjes ook graag zelf.
Omdat de kleuters me van bij de peuters zien & horen, ik al eens meedoe verloopt dit soepel. Ze weten snel dat je er samen met de klasjuf bent voor hen.
Dat ze de rust van de zorgklas of me ook in de gang, klas, refter en speelplaats mogen opzoeken, voor een knuffel, brandje te blussen, leuk en minder leuk praatje of een overleg. Dat er ook samenspel kan doorgaan in de zorgklas alleen of in groep, ze groot en klein verdriet kwijt kunnen. Ze tot rust komen fysiek of mentaal. Kleuters appreciëren je luisterend oor zonder dat anderen een keer die broodnodige aandachtsminuutjes weghalen.
Het eerste contact is aan de hand van een lijstje om hun welbevinden :-) :-I :-(, interesses, voorkeuren te ontdekken, deze worden daarna aan de klasjuf gegeven.
Alle 135 kleuters voelen zich door deze kindcontacten WELKOM bij de zorgjuf en als zorgjuf is het zo belangrijk om alle kinderen te begrijpen.
Je ziet en voelt gewoon dat ze er deugt van hebben. Daarom hou ik zo van mijn job.

Groet, Hilde

Reageren
K

Kirsty Dupont

3 december 2015

Ik sluit me helemaal aan bij bovenstaand artikel!
Kindercontacten zijn een meerwaarde voor leerkracht en leerling. Kinderen leren kijken naar eigen leervordering en kunnen aangeven wat zij nodig hebben om verder te evolueren.
Bovendien geeft dit kindercontact me steeds stevige aanknopingspunten om tijdens de oudercontacten samen met de ouders naar te kijken en verder te bespreken.

Reageren
j

jOris

3 december 2015

Ik organiseerde vorig jaar voor de eerste maal een oudercontact waarbij de leerling ook aanwezig kon zijn.
Sommige leerlingen waren er met hun ouders. Sommige ouders kwamen toch alleen. Het zit nog niet in de cultuur van onze school. Misschien was het toen te nieuw. Over 14 dagen organiseer ik deze oudercontactformule opnieuw voor mijn zesde klas. Vorig jaar heb ik het immers als zeer nuttig ervaren. De kinderen hoorden toen wat ik met de ouders besprak. Zo kon ik samen mét ouders én kinderen enkele werkpunten, afspraken, ... maken.

Reageren
M

Machteld

8 december 2015

Ik vind het een super-leuk idee en wil het graag dit jaar uitproberen met mijn tweedeklassers!

Reageren
J

Jan Vanderspickken

10 december 2015

Ik vind dit organiseren van een kind contact wel erg bijzonder,rijk en hartverwarmend
Een opa

Reageren
L

LeenVoeten

1 februari 2016

Kan iemand eventueel een voorbeeld geven/een lijstje geven van een aantal vragen die je belangrijk vindt om te stellen op die kind-contacten?

Reageren
K

Koen Mattheeuws

31 oktober 2016

http://www.sgsnbao.be/documents/Eigen_werking/kickstartproject/b_en_e/verslagen/klapper%20werkvormen%20kindgesprekken.pdf

https://pincette.vsko.be/organisaties/VICOG/website/DPB/SO/Perm_onderwijsthema/GOK/Schooljaar%202013-2014/Netwerkdag%203/KINDCONTACTEN%201-2DE%20LEERJAAR.pdf

Reageren
J

Jirka

11 januari 2020

Heeft iemand tips om dit te doen met leerlingen van het zesde middelbaar? Bedankt!

Reageren

Laat een reactie achter