Video
Zo geef je je leerlingen meer inzicht in evaluatiecriteria
Leraar Li’s test voor Klasse werkvormen uit die voor haar nieuw zijn. “Ik laat me graag inspireren door blogs, boeken of podcasts, maar blijf vaak zitten met de vraag: hoe werkt dat dan in de praktijk?”
Aflevering 4:
Geef je je leerlingen inzicht in de evaluatiecriteria van een opdracht
Li’s Verheyden: “Wanneer ik mijn leerlingen een tekst laat schrijven voor een opdracht in cultuurwetenschappen, ben ik vaak teleurgesteld in het eindresultaat. Ze leren in het vak Nederlands hoe je een sterke tekst schrijft, maar passen die kennis te weinig toe bij opdrachten voor mijn vak.”
“Daarom werk ik voor deze werkvorm samen met Bert, mijn collega Nederlands. In twee lesuren laten we leerlingen stapsgewijs een rubric opstellen. Op die manier hopen we dat ze meer inzicht krijgen in de evaluatiecriteria van een sterke tekst. Hopelijk passen ze die dan bewuster toe bij volgende schrijfopdrachten.”
Bekijk de video: Geef je je leerlingen inzicht in de evaluatiecriteria van een opdracht
1. Voorbereiding: Leerlingen schrijven een (opinie)tekst
Li’s Verheyden: “Voor deze werkvorm gaan leerlingen aan de slag met opinieteksten. Als je tijd wil winnen kan je hen standaardteksten bezorgen, maar het is sterker als ze werken met zelfgeschreven materiaal. Dat is het best vrij kort en to the point. De leerlingen moeten straks verschillende teksten lezen, vergelijken en analyseren. Dat lukt niet in een lesuur als de stukken te lang zijn.”
Bert Zurings: “Wanneer ik opinieteksten laat schrijven voor het vak Nederlands, moeten leerlingen zich eerst inwerken in het gekozen onderwerp. Die extra stap voelt altijd wat geforceerd. Nu gaan ze aan de slag met een thema dat Li’s behandelt in cultuurwetenschappen. Li’s bespreekt de inhoud en ik bespreek de vorm. Dat is tijdwinst en zo leggen leerlingen bewust de link tussen mijn vak en het vak van Li’s.”
2. Redacteurs bespreken de teksten, observanten noteren de criteria
Li’s Verheyden: “Tijdens het eerste lesuur verspreiden we de leerlingen over een aantal tafels. Per tafel zijn er 2 rollen: redacteurs en observanten.”
Bert Zurings: “De redacteurs krijgen tijd om een aantal teksten te lezen. Daarna bespreken ze wat ze sterk of minder sterk vinden. De observanten luisteren en mogen zelf niets inbrengen. Zij noteren alle argumenten die de redacteurs aandragen. Op die manier ontstaat een eerste lijst criteria die volgens de redacteurs belangrijk zijn om een tekst al dan niet te publiceren.”
3. Leerlingen maken een top 10
Li’s Verheyden: “In de volgende stap gooien we de groepen door elkaar en maken de leerlingen een top 10. Welke 10 criteria zijn belangrijk om een sterke tekst te schrijven? En welk criterium zetten ze op nummer 1?”
Bert Zurings: “Die groepswissel is absoluut nodig. Een leerling uit groep 1 vindt een aantrekkelijke titel misschien erg belangrijk, terwijl dat in groep 2 zelfs niet aan bod kwam. Ze vullen elkaar aan en gaan in discussie. Dat leidt tot dieper inzicht en sterker eigenaarschap.”
Li’s Verheyden: “Aan het einde van deze stap zit het eerste lesuur erop. Tijdens de pauze leggen Bert en ik de verschillende lijstjes samen. Zo komen we tot een zestal criteria die volgens de leerlingen het zwaarst doorwegen.”
4. Leerlingen werken de criteria uit
Li’s Verheyden: “Na de pauze stellen we opnieuw willekeurige groepjes samen. Elke groep gaat met 1 criterium aan de slag en werkt het uit: ‘Wanneer haal je voor dat criterium een perfecte score en wanneer haal je een 0?’ Leerlingen omschrijven zo nauwkeurig mogelijk het gedrag dat bij elk punt hoort.”
Bert Zurings: “Daarna leggen we het werk van de verschillende groepjes samen. Zo ontstaat een volledige rubric. Onze leerlingen hebben al wel wat ervaring met rubrics, maar dit is de eerste keer dat ze die zelf moeten uitwerken. Dat is geen eenvoudige opdracht, dus we verwachten geen perfect eindresultaat. Daar gaat het ook niet om. Belangrijker is dat ze meer inzicht in de criteria verwerven dan wanneer wij een voorgekauwde rubric uitdelen.”
5. Leerlingen gaan met de rubrics aan de slag en evalueren zelf hun tekst
Li’s Verheyden: “In de laatste stap krijgen leerlingen hun eigen tekst terug en gaan ze die evalueren. Hoe zouden ze scoren? En hoe kunnen ze hun tekst verbeteren? Deze tekst staat uiteraard niet op punten. We zien deze opdracht als een voorbereiding op volgende schrijfopdrachten.”
Werkvorm geslaagd?
Li’s Verheyden: “Ik zie nu nog beter waarom deze werkvorm zinvol is: werken aan kwaliteitsbesef is een cruciale stap in het leer- en feedbackproces.
In deze werkvorm krijgen leerlingen voortdurend feedback. Zowel van de leraar als van elkaar. Doordat ik samenwerk met Bert heb ik bovendien meer tijd om leerlingen individueel te coachen. Dat rendeert.
Waar leerlingen vroeger fronsend zeiden ‘Zo is mijn antwoord toch concreet genoeg’, ontdekken ze nu verschillende manieren waarop ze iets concreter kunnen formuleren. Bovendien werken leerlingen met eigen materiaal, ze vergelijken werkstukken én ze doen een take-up: ze ontdekken en formuleren waar ze zelf nog in kunnen groeien.
Anderzijds vraagt deze werkvorm wel veel tijd. Toch ben ik er van overtuigd dat leerlingen op deze manier waardevolle inzichten opdoen in het evaluatieproces. Inzichten die ze langer meedragen dan wanneer ik hen de evaluatiecriteria op een blaadje geef.
Stijn Vanhoof en Geert Speltincx inspireerden me intussen met veel efficiëntere manieren om aan kwaliteitsbesef te werken. Nu laat ik leerlingen bijvoorbeeld korte toetsantwoorden vergelijken en via meerkeuze aangeven welk antwoord ze het beste vinden en waarom.
Bij essays laat ik hen aan de slag gaan met hun eigen proefversies in plaats van een losstaande alinea, zoals in deze video. Telkens moeten leerlingen formuleren wat ze volgende keer anders aanpakken. Die groeikans noteren ze de volgende keer dan als eerste op hun toets of taak, nog voor ze de rest beginnen invullen. Zo wordt zelfreflectie geen vrijblijvendheid maar dwingt het tot verbeteren.”
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter