Vlaanderen
Klasse.be
2 kinderen met helm in het mijnmuseum

Met je Lerarenkaart

Met de klas op mijnwerkerspad in Mijnmuseum Beringen 

  • 20 mei 2025
  • 7 minuten lezen

Waarom mijnwerkers nooit een muis doodden en galerijen werden gestut met dennenhout? De vierdejaars van basisschool Sint-Michiel weten er alles van, nadat ze de kolensporen van gids Raf volgen door de historische gebouwen van Mijnmuseum Beringen.  

“12 jaar heb ik in de mijn gewerkt”, vertelt Raf bij de start van onze ontdekkingstocht met de klas in Mijnmuseum Beringen. De klas van Ine vindt het best spannend. In mijnwerkersplunje trainen we de nodige vaardigheden. En volgen we kolenputter Raf op belevingspad in de nagebootste mijngalerijen waar geluiden en filmpjes ons onderdompelen en de geschiedenis laten herbeleven.   

Het zwarte goud

“Welke kleur heeft steenkool? En hoe diep moet je graven om het zwarte goud te vinden?” De jonge ‘leerhouwers’ worden meteen aan het denken gezet. “10, 60, 100 meter?”, gokken ze. Hij wijst naar de schachttoren. “Dat is een lift,” glundert Emy, “mijn moeke heeft me dat verteld”. Met de lift in de toren konden de mijnwerkers tot 853 meter diep afdalen om bij het steenkool te geraken, bevestigt Raf. 

Dat je met steenkool een vuurtje kan stoken, is duidelijk. Maar waarom Raf plots over de Sint begint, niet. “Waarmee komt de Sint naar België?” vraagt onze chef. Er lichten wat oogjes op. Zijn stoomboot moest natuurlijk net als de stoomtreinen en andere machines aangedreven worden met steenkool! 

“Waarom zouden de kleedhokjes 2 delen hebben?” vraagt chef en gids Raf.

Zwart-wit

Elke mijnwerker droeg een koperen plaatje met daarop 2 nummers, toont Raf. Het stamnummer – “een beetje zoals jullie klasnummer” – en het nummer van hun lamp. We volgen onze chef en hulpchef Ine langs de ijzeren trap naar de kleedkamers met zwart-witte tegelvloer en genummerde 2-delige kleerkastjes.

We kiezen er 1 uit, steken onze propere ‘witte’ spullen in het bovenste deel en trekken onze mijnwerkersplunje aan. Als die straks ‘zwart ziet’ mag die in het onderste gedeelte. “Halleluja, die helm is echt te klein”, denkt Liam luidop terwijl Raf ‘m met de glimlach voor hem omdraait en er een lamp op bevestigt.  

Grijze muizen

Een pop draagt het mijnwerkersuniform: grijze boxershort, zwart T-shirt, hemd, broek, helm, veiligheidshandschoenen, werkschoenen, scheenbeschermers en een vest met zakken aan de binnenzijde. Omdat mijnwerkers veel moesten kruipen.

Om diezelfde reden zaten hun boterhammen niet in een doos, maar in papier verpakt in een zakje. “Als het zakje openstond, konden er muizenkeuteltjes tussen je boterhammen zitten”, grapt Raf – hopelijk niet uit eigen ervaring. “Ieeeek!” klinkt het. 

Lerarenkaart app

Ook op verkenning met je Lerarenkaart?

Met de Lerarenkaart-app heb jij je Lerarenkaart altijd op zak. Je krijgt bovendien voordelen op jouw maat en ontdekt de beste tips van collega’s. Download hem nu.

Warm of koud

Ine blaast ‘warm’, de kinderen ‘koud’ als Raf polst naar de temperatuur in de ondergrond. “Het was er tussen 27 en 32 graden. Dus, heeft de juf gelijk?” checkt hij. “Ja!” zeggen ze nu eensgezind. Bij vertrek droegen de kolenputters het uniform allemaal. In de warme ondergrond speelden ze het weer uit. “Ook de boxershort?”, vraagt Oscar ontzet. Die niet, stelt Raf hem gerust. 

Na 8 uur werken in de ondergrond, konden de mijnwerkers hun natte, vuile kleren te drogen leggen op de verwarmingsbuis onder de bank in de badzaal om de volgende dag weer aan te trekken. Via de witte trap gingen de ‘propere’ mijnwerkers naar de torens, via de zwarte trap naar beneden. Zo konden files vermeden worden.

“Stel je eens voor dat hier 1000 mijnwerkers driemaal per dag op 15 minuten tijd naar boven en beneden werden gebracht”, zegt Raf. Later leren we dat de lift met wagens vol steenkool tegen wel 70 km/u de diepte indook. 

“Iedereen langs de controle gepasseerd? Zet dan je lamp maar aan!”

Mijngas

“Waarom zit dat vogeltje daar?” merkt Dilara op als we de volgende museumruimte met uitgestalde objecten betreden. Het gaspercentage meten, was de levensbelangrijke taak van de chef. Lang geleden werd de kanarie daarvoor in een kooitje meegenomen. Die was – net als de muizen – van levensbelang voor de mijnwerkers. “Als de kanarie met z’n kleine longen stopte met ademen, of er plots honderden muizen langs je wegliepen, moest je maken dat je weg was!” waarschuwt Raf. “Begrijp je nu waarom mijnwerkers nooit een muis zouden doden?”  

Raf geeft tekst en uitleg bij de objecten in de glazen kasten. De CO‑filter die de mijnwerkers beschermde bij brandlucht, en de werkkaart van elke ploeg met de takenverdeling. Hij legt uit dat de gastest later met de mijnlamp gebeurde. Hoe meer gas er was, hoe feller de lamp ging branden. En dat mijnwerkers altijd in dezelfde ploeg werkten. Taal of afkomst hadden geen belang. Iedereen werkte samen.  

Heen en weer

Om naar de juiste werkplek of ‘bezettingscel’ te gaan, moeten we de trein nemen. Die reed in de verschillende windrichtingen door de meer dan 100 kilometer aan tunnels. “Wij nemen trein 1 richting Noord 1, ga jij dat onthouden?” vraagt Raf aan Hamza die het in z’n oren knoopt.

Maar eerst volgt er een strenge controle. “Helm op? Niets ontvlambaars in de zakken?” Sigaren en aanstekers gingen in de vuilbak, want gas in de mijnen zorgde voor ontploffingsgevaar

Wie niet in orde was, moest een vijfde van z’n dagloon afstaan. “Als je 10 euro per dag verdient, en 1/5 moet afgeven. Hoeveel blijft er dan van je dagloon over?” Dat vraagstuk is snel opgelost. Of we klaar zijn om de proef op de som te nemen, zal blijken uit de 4 vaardigheidsproeven die we afleggen.

Len kan kruipen als de beste, toont hij tijdens de test door de tunnels.

Op proef

“Wat moeten mijnwerkers kunnen?” vraagt onze chef. Een goede mijnwerker moet vlot gewicht kunnen schatten. We starten met de weegproef. “700 gram, 5,5 kg …?” Len zit met zijn “2 kg!” het dichtst bij het gewicht van een batterij. Raf laat nog werktuigen passeren zoals een pikhouweel en een sleutel. De kinderen schatten royaal. Hulpchef Ine maakt de slotsom: “Elke mijnwerker droeg zo’n 6 kg materiaal rond het lichaam”.  

Raf kondigt de kruiptest aan. “Dat was niet zo donker als ik dacht”, zucht Zeynep opgelucht als ze aan het einde van de tunnelgangen tussen 2 lokalen weer opduikt. Aan de andere kant staat een mijngang opgesteld met stutten en houten balken. “Als je steenkool ontgint, moet je de gangen stutten zodat de boel niet instort.”  

In 3 groepen van 5 leerlingen testen we onze ‘stutkracht’. Met pinnen zetten we de stut op juiste hoogte. “Dat is niet hoog genoeg,” waarschuwt Raf, “kijk goed naar de foto!” En dan moet de balk erbovenop. “Vasthouden”, roept Sukaina. “Wij zijn eerst”, juicht de eerste groep, maar hun opstelling heeft het niveauverschil van een kleine olifant, merkt Raf lachend op. Uiteindelijk slagen we allemaal. Een spontaan applausje ontstaat. 

“Wie durft er de ondergrond ingaan?”, vraagt Raf. De spanning is plots te snijden. Enkele leerlingen duiken onder Ines vleugels. “We gaan niet echt onder de grond”, stelt ze gerust. “In Blegny kan dat wel nog, maar de Limburgse mijnen werden allemaal dichtgegooid. Dat hebben míjn ouders me verteld”, knipoogt ze. Raf bevestigt dat het een simulatie is. “Ik ga proberen”, schuifelt Alae.  

Ragnar houdt z’n hart vast en oren bedekt bij het geluid van een explosie.

Ondergrondsimulatie

We zetten onze lamp op, volgen de draaitrap en komen in een nagebootste mijngalerij. “Bedek je oren”, waarschuwt Raf, die de knop voor de geluidssimulatie bedient. Er was altijd lawaai, van de machines én de perslucht die door de ruimte werd geblazen om de warmte te verdrijven. En het was een aan- en afrijden van wagens die gevuld werden met steenkool. Die werden getrokken door Ardense trekpaarden. Later kwam de persluchtlocomotief. Nog later de diesellocomotief. 

Tussen de nagebootste dennenhouten balken met schudgoot en een vogelkooitje toont een origineel filmfragment mijnwerkers die zware handenarbeid deden in de ondergrondse, donkere, warme gangen. Het wordt plots heel stil. “Nu hebben we allemaal machines, computers en gsm’s”, laat Oskar zich ontzet ontvallen. 

In stilte lopen we verder door de gangen en zijn we getuige van de ‘mechanische’ evolutie. Hoe dennenhouten stutten – “wegwezen als het kraakt!” – later ijzeren stutten werden, en nog later een wandelend pantser meteen hele stroken steenkool wegschraapte.  

Propere voeten

“Ik ga mij douchen, hè”, lacht Emy als ons werk erop zit en we met onze ploeg weer naar de badzaal gaan. “Maar je voeten zijn nog vuil”, lacht Raf. Als je zag dat diegene voor je propere voeten had, wist je dat het bijna aan jou was om te douchen, legt hij uit.

“Straks bezoeken we de moskee en volgen we een rondleiding langs de mijnwerkerscité”, kondigt Ine aan. Een dagprogramma dat mooi inhaakt op de lessen wereldoriëntatie rond de geschiedenis van Limburg. Maar voor nu hebben we genoeg gezwoegd. Raf bekroont elke leerhouwer met een mijnwerkerscertificaat. “Dat ga ik aan mijn mama laten zien”, glundert Emy trots. Die zal dan ook wel checken of ze propere voeten heeft. 

Met de klas naar Mijnmuseum Beringen

Het Mijnmuseum in Beringen dompelt je onder in het mijnverleden van Belgisch Limburg. Wij volgden de interactieve rondleiding ‘Op pad met de mijnwerker’ voor lager onderwijs. Leerlingen gaan met de klas op belevingspad en volgen gedurende anderhalf uur in mijnwerkersplunje een gids, bezoeken de historische gebouwen en ondergrondsimulatie. In 3 korte proeven testen ze hun mijnwerkersvaardigheden en behalen ze hun mijnwerkersdiploma.   

  • Mijnmuseum – Koolmijnlaan 201 – 3582 Beringen 
  • Gratis met je Lerarenkaart in plaats van 6 euro.   
  • Ontdek het ruime interactieve scholenaanbod op maat van kleuter-, lager en secundair onderwijs of het programma voor groepen volwassenen. 
  • Op het terras van de cafetaria kan je lunchen of picknicken.  
  • Met dynamoOPWEG ga je er gratis met de lijnbus naartoe.  

Klara Tesseur

Voeg dit artikel toe aan je bewaarde artikels

Log in om te bewaren


Laat een reactie achter