Vlaanderen
Klasse.be

Zo doen zij het

“In een inclusieve school sta je er als leraar niet alleen voor”

  • 1 december 2025
  • 9 minuten lezen

In 2021 kwamen de Leuvense reguliere basisschool SKLO en de SBLO Parkschool voor buitengewoon onderwijs onder de vleugels van het GO! Hoewel ze buren waren, had elke school een aparte ingang en lerarenkamer. Vandaag vormen ze samen Matadi.

Middagpauze op Matadi. 5 toezichters in een oranje hesje lopen tussen de joelende kinderen. Op de heuveltjes van de speelplaats slaan leerlingen een praatje met de begeleiders. Wat je niet ziet, is dat leerlingen uit gewoon en buitengewoon onderwijs hier kriskras door elkaar lopen en samen spelen. Straffer nog: dat ze, eens de bel gaat, ook samen leren.

Jona Van den Bossche  van inclusieve school Matadi
Directeur Jona Van den Bossche: “Een inclusieve school haalt het niveau niet naar beneden.”

Directeur Jona: “Hier lag al jarenlang een basisschool voor buitengewoon onderwijs naast een reguliere basisschool. Maar er waren aparte ingangen en gescheiden lerarenkamers. Om daar één school van te maken, ontwikkelde een ontwerpteam samen met enkele externen een visie en een structuur.”

“Op vrijdagmiddag maakte een pioniersteam die visie concreet door doelenkaders van gewoon en buitengewoon naast lesthema’s te leggen. Het zette ook een werkbare praktische organisatie op poten: leertuin 1 startte, een schooljaar later kwam leertuin 2 erbij. In september 2024 schoot leertuin 3 uit de startblokken. De mensen die het moeten waarmaken in de realiteit, proberen hun prototype uit en sturen bij.”

Nestelen

Leraar Margit legt de structuur uit: “Vroeger was ik juf van het vierde leerjaar, nu sta ik in leertuin 2. Die komt overeen met het derde en vierde leerjaar. Elke graad heeft dus een leertuin met ongeveer 64 leerlingen. In die groep zitten gemiddeld 8 kinderen van type 9 en 12 van type basisaanbod. De meerderheid van de groep bestaat dus uit leerlingen die het reguliere onderwijs volgen.” 

“Een leertuin bestaat uit 4 nestklassen met elk een nestleraar, een soort klastitularis. ’s Morgens ‘nestelen’ de leerlingen een kwartier samen in de nestklas, voor de officiële lesdag begint. Dan lezen ze nog wat, doen ze een babbeltje of spelen ze een spelletje. Daarna, om 8.55 uur, ‘cirkelen’ we een kwartier in een kring. De nestleraar overloopt dan de dagplanning zodat de leerlingen weten waar ze aan toe zijn. Daarna vertrekken ze voor het eerste vak naar hun niveaugroep voor taal, rekenen, Frans … Vanaf de eerste graad organiseren we de lesdag al in vakken.”

Een inclusieve school, haalt die het niveau niet naar beneden? Bereiken alle leerlingen de minimumdoelen wel? “Daar zijn ouders soms bezorgd over”, geeft directeur Jona grif toe. “Maar doordat we 4 klassen (nesten) met elk 3 niveaugroepen per leertuin hebben, kunnen we sterke leerlingen net meer uitdagen. Een kind van het vijfde leerjaar kunnen we doelen van het zesde leerjaar aanbieden. Die leerling moet geen klas overslaan, die kan gewoon naar een hogere niveaugroep.” 

Margit Boeve van inclusieve school Matadi
Margit Boeve: “’s Morgens ‘nestelen’ de leerlingen een kwartier samen in de nestklas, daarna vertrekken ze naar hun niveaugroep.”

Logopedist op school 

“Een grote transitie vraagt een inspanning, en vooral: samenwerking”, benadrukt Jona. “Je krijgt 6 kinderen van het derde leerjaar, 6 van het vierde, 4 van het type basisaanbod, 2 met een autismespectrumstoornis en nog eentje met een spraak- of taalstoornis: stel je maar eens in de plaats van de leraar die dat te horen krijgt. Dan zakt de moed je in de schoenen. Niet alleen onze structuur is een grote hulp, ook de paramedische begeleiding voor de kinderen van het buitengewoon onderwijs. De logopedist, de kinesist, de ergotherapeut en de opvoeder zijn gewoon deel van ons team. Dat samen-verhaal maakt het werkbaar.” 

Voor leraar Barbara klopt deze werking meer: “In onze klassieke reguliere school moest ik me in bochten wringen. Veel leerlingen hadden extra zorgnoden: gedragsmatig, leerinhoudelijk of sociaal-emotioneel. Er kwam zoveel op me af. Nu heb ik meer leerlingen met uitdagingen, maar ook een heel team rond mij.” 

“Juf Margit en ik komen van een kleine basisschool met een klas per leerjaar. Vroeger trok je de deur van de klas dicht en stond je altijd voor dezelfde groep. Nu ken je al de kinderen van de leertuin. We dragen het meer samen. Soms weet je gedragsmatig niet hoe je een kind moet aanpakken, maar heeft een collega wel vat op die leerling. Logisch, niet elk kind heeft dezelfde leraar nodig. Met 4 leraren per leertuin is er meer kans op een match tussen een leraar en een leerling.” 

“Dat we nu een logopedist, een kinesist en opvoeder op school hebben, is een grote meerwaarde. Stotteren bijvoorbeeld, kan veel verschijningsvormen hebben. Onze logopedist merkt bij een leestest meer op dan ik. Na 5 minuten luisteren geeft ze me al tips. Ik hoef niet te wachten op een oudergesprek, een multidisciplinair overleg (MDO), het CLB en een wachtlijst voor een onderzoek. De leerling is pakweg een half jaar vroeger geholpen. En ik kan ouders sneller inlichten.” 

Differentiëren en stretchen 

“Misschien had juf Margit in de oude basisschool een paar trager lerende leerlingen in het vierde leerjaar, terwijl in het derde leerjaar wat snellere leerlingen zaten”, pikt directeur Jona in. “Dan moest ze differentiëren én stretchen. In de leertuin zitten die leerlingen gewoon samen in een niveaugroep. Dat spaart werk uit, want elke leraar volgt nu maar één niveau per vak op in 3 sporen. Toen we de leertuinen indeelden, keken we ook naar de ervaring van de leraren. Wie al in het derde leerjaar stond, mocht naar leertuin 2, bijvoorbeeld. Zo proberen we de ingrijpende transitie behapbaar te houden.” 

Meer samenwerken betekent wel meer overleg, geeft Jona toe. “Elke week hebben de leraren leertuin-overleg. Voor projectwerk spreken ze onderling af: wie geeft een beperkte bundel met meer focus op woordenschat, wie geeft een uitgebreidere les? De taal- en rekengroepen bereidt elke leraar apart voor, maar in samenspraak met de zorg. Eens je niveaugroepje gelanceerd is, rolt het wel.” 

Kantoortje 

Gaan leerlingen zich niet vergelijken met al die niveaugroepen? Is er pestgedrag naar kinderen met een beperking? Alle leraren in de lerarenkamer zijn het erover eens: hun omgang en taalgebruik bepalen hoe normaal de kinderen hun inclusieve klas vinden. “Redelijke aanpassingen doen we hier eigenlijk voor iedereen”, zegt leraar Kilian van leertuin 3. “Soms vraagt een leerling me waarom die andere wel in de klas mag blijven tijdens de pauze. Dan zeg ik niet: ‘omdat die leerling ASS heeft’, maar ‘ik heb met die leerling een afspraak, net zoals ik met jou afspraken heb’. In de klas spreek ik niet over leerlingen buitengewoon en regulier.” 

“Misschien is het nu net minder stigmatiserend dan vroeger. In de oude basisschool focuste een zorgleraar altijd op dezelfde leerlingen die het moeilijk hadden. Nu vliegen alle leerlingen na het nestelen sowieso uit naar hun niveaugroepje. Of ze boven of onder het gemiddelde niveau presteren, daar zijn ze amper mee bezig. Kinderen met een attest basisaanbod of type 9 komen niet in aparte groepjes terecht. Vaak zitten ze op niveau maar hebben ze wat extra hulpmiddelen nodig om de doelen te behalen.” 

“Vroeger gaf ik les aan leerlingen type 9 in het buitengewoon onderwijs. Een aantal dingen namen we over, zoals de dagplanning. En leraren staan 2 jaar in dezelfde nestklas. In elk lokaal zijn er afzonderlijke werkplekjes, tafels die gescheiden zijn met tussenschotten. We noemen ze ‘de rustplek’ of het ‘kantoortje’. De kinderen uit het regulier gaan er ook wel eens werken na het instructiemoment. Zij hebben net zo goed nood aan rust. Dat is universal design for learning (UDL).” 

“Ook qua gedrag kijken we naar de noden van het kind. Met sommige leerlingen praat ik op de gang na een conflict, andere hebben zelf een vluchtroute naar een lokaaltje, nog andere zoeken de zorgleraar op. Dat ondervind je al tijdens de ‘gouden weken’ en communiceer je aan je team.” 

Barbara Winderix van inclusieve school Matadi
Barbara Winderix: “Met 4 leraren per leertuin is er meer kans op een match tussen een leraar en een leerling.”

Blijven sleutelen 

Op het einde van leertuin 3 zet de vooruitblik naar volgend schooljaar de verschillen in de verf, vertelt leraar Kilian die de groep deelt met collega Ries. “Kinderen krijgen wel door: ik ben even oud als jij, maar ik mis leerstof van het zesde. Daar praten we open over: ‘Je klasgenoten gaan straks naar de A-stroom, jij gaat naar de B-stroom, maar dat is even goed. Elk heeft zijn eigen talenten. Wij leraren zijn ook niet hetzelfde.’”

“We blijven sleutelen aan ons systeem: door de nest-klassen volgens taalniveau in te delen, hebben we 13 wisselmomenten per week minder. We stoppen ook 2 minuten vroeger met de les zodat die wisselmomenten rustig verlopen. Inclusief onderwijs heeft tijd nodig om ingeburgerd te raken, net als onze leertuinen. Soms vragen ouders in welk leerjaar hun kind zit. Maar met de juiste mensen en de juiste ingesteldheid, zullen kinderen dit uiteindelijk als normaal gaan beschouwen.” 

“Ries en Kilian botsen op hindernissen, maar doen zelf voorstellen om het werkbaarder te maken”, treedt Jona bij. “Een van onze leidende principes is ‘Niet ja maar, maar ja én.’ Zeggen wat niet lukt, is makkelijk. We gaan positief om met valkuilen, dankzij de gedragenheid van het team. Die houdt je onderwijskwaliteit mee op peil.” 

Ook gedrag leeft hier als thema. Matadi zet in op groepsbinding, gouden weken, afspraken en een sanctioneringsbeleid. “Voor leerlingen met wie het vaak moeilijk loopt, hebben we signaleringsplannen: hoe kunnen ze tot rust komen?” zegt Jona. “Achter het gedrag zien we uiteenlopende oorzaken. De kinderen goed kennen, is cruciaal. En met dezelfde stem spreken. Daar legt een werkgroep met vertegenwoordigers uit de verschillende afdelingen zich op toe. Ze delen kennis en halen externe info binnen.” 

Kilian Konings van inclusieve school Matadi
Kilian Konings: “Inclusief onderwijs heeft tijd nodig om ingeburgerd te raken, net als onze leertuinen.”

Een campus, twee scholen 

Dat Matadi administratief nog de som is van 2 scholen, maakt het er niet makkelijk op. “We hebben 2 aparte middelenstromen: eentje voor de reguliere school en eentje voor de buitengewone vanaf het eerste leerjaar. Daardoor is er op onze campus geen inclusief onderwijs voor kleuters”, vertelt Jona. “Terwijl we wel kleuters met extra zorgnoden hebben. Vaak moeten die diagnoses nog gesteld worden. Onze kleuterleraren proberen op maat van de kinderen te werken, zonder ondersteuning uit het buitengewoon onderwijs.” 

Dat leraren in het buitengewoon onderwijs op papier 22 uur lesgeven en leraren in het regulier 24 uur, zorgt soms voor spanningen. En dat leerlingen met een attest buitengewoon onderwijs uitvoerig besproken worden op de klassenraad, was voor de leraren uit de reguliere school even slikken.

“Ze moeten geen leerplandoelen halen, maar we hebben wel een inspanningsverplichting”, legt Jona uit. “Goed rapporteren is belangrijk. De administratie voor kinderen met een attest buitengewoon onderwijs is erg uitgebreid. Onze leraren uit het reguliere onderwijs hebben in de inclusieve school een pak meer papierwerk dan vroeger. Daarin zijn we nog zoekende. Hoe voldoen we op een haalbare manier aan onze decretale verplichtingen?” 

De gescheiden middelen hebben ook voordelen: Matadi heeft nog steeds 2 directeurs, eentje uit het buitengewoon onderwijs en eentje uit het regulier onderwijs. “We verdelen de taken volgens onze talenten”, bevestigt Jona. “Directeur Nena doet coachinggesprekken met leraren, ik hou me met het financiële en de personeelspuzzel bezig.” 

We willen dat alle kinderen naar hun buurtschool kunnen

Jona Van den Bossche
directeur

Goede mix 

“Ondanks alle info- en ontmoetingsmomenten van de school, schrijven ouders van reguliere leerlingen hun kinderen soms uit. Andere hebben dan weer heel hoge verwachtingen”, vertelt Jona. “Toen Matadi startte, kregen we 4 aanmeldingen van kinderen met Downsyndroom die niet in Leuven wonen. Maar voor ons is de school een katalysator van het sociaal weefsel in de buurt. We willen dat alle kinderen naar hun buurtschool kunnen, ook met een attest buitengewoon onderwijs. We focussen nu op de doelgroepen waar we expertise rond hebben. En we willen een degelijk aandeel reguliere leerlingen behouden.” 

“We doen pionierswerk, we weten nog niet of onze aanpak vruchten afwerpt. Maar we laten ons begeleiden door ‘Onwijs onderwijs’ en doen mee aan universitaire onderzoeken. Want inclusief onderwijs moet kwaliteitsvol onderwijs zijn. Dat willen we wetenschappelijk aantonen.” 

“Een uitstap met kinderen uit het regulier en het buitengewoon onderwijs: een huzarenstukje? Ons lijkt het al vreemd om het apart te doen. De ponyklassen of de sportdag zijn knappe bekroningen van ons werk. De kinderen trekken elkaar mee, dankzij het team. Ons pad gaat niet altijd over rozen, maar geen enkele leraar hier twijfelt aan de waarde van inclusie.”

Femke Van De Pontseele

Voeg dit artikel toe aan je bewaarde artikels

Log in om te bewaren


Laat een reactie achter