Vlaanderen
Klasse.be
Gids met klas in het speelgoedmuseum

Met je Lerarenkaart

Op klasuitstap naar het Speelgoedmuseum Mechelen

  • 22 februari 2024
  • 6 minuten lezen

In het Mechelse Speelgoedmuseum treedt het eerste leerjaar van Immaculata Oostmalle via een gouden lijst De Kinderspelen van Pieter Bruegel de Oude binnen. “Wiebel, wabbel, wij … wij stappen in het schilderij!”, scanderen de leerlingen luidkeels.

“Een jojo!”, roept Ella. “En hier een stokpaard, dat heb ik thuis ook”, glundert Fenna. Net zoals de diabolo en het springtouw is het tijdloos speelgoed. Ook zonder plastic, elektronica of schreeuwerige kleuren herkennen de leerlingen de oude speeltuigen. “500 jaar geleden speelden kinderen hier al mee”, vertelt gids Rina. “Vinden jullie in Bruegels werk 3 ruitertjes, een hoge en lage steltloper en kegelende kinderen?”

Gooiden ze 500 jaar geleden met deze kootbeentjes al een strike of spare?

Tot op het speelbot

Denk bij kegelen niet aan een gladde, houten baan en felgekleurde bowlingballen. “In 1560 gebruikten mensen kootbeentjes van runderen of varkens als kegels”, weet Rina. “Ze plaatsten de kootbeentjes naast elkaar tegen een muur. Met een werpbeen probeerden ze de staande botjes omver te gooien.”

In de winter bonden kinderen de kaakbeenderen van paarden onder hun schoenen. Rina legt uit dat je ermee kon ‘glissen’: schuifelen over het ijs, zonder je voeten op te heffen. “Die beenderen zijn toch minder scherp dan schaatsen?”, merkt Féline op.

“Met botten uit schapen- en geitenpoten kan je bikkelen,” gaat Rina verder. Of ze daar ook mee gespeeld heeft, willen de leerlingen weten. Ze haalt een klein katoenen zakje boven: “Als kind maakte ik mijn bikkels zelf.” Haar geoefende hand werpt en vangt 5 geplooide kroonkurken 1 voor 1 op.

Zelfgemaakt vermaak

Al eeuwenlang knutselen kinderen zelf hun speelgoed. De metalen reep van een houten ton of een oud fietswiel blijken ideale hoepels. Een uitgeholde vliertak diende als klakkebus om al blazend propjes weg te schieten. “Oei, ik dacht aan een golfclub”, vergist Stan zich.

Wat verderop discussiëren enkele jongens over gekartelde, ronde schijven. Zijn het tandwielen? Of bladen van een cirkelzaag? “Dit is een zoemschijf”, lacht Rina. “Winkels verkopen ze nu in allerlei vormen en kleuren, maar met een ronde knoop en een stevig koordje maak ik ze zelf.” Ze windt beide uiteinden van de draad op, trekt die hard aan en laat de knoop snel ronddraaien. Met ingehouden adem en volle focus luisteren de leerlingen naar het zachte gezoem.

“Wat zijn deze ronde stenen?”, vraagt Rina. De hint van juf Leen verraadt een kleine ergernis: “Wanneer jullie ermee spelen, liggen die overal in de klas, tot onder de kasten.” “Knikkers!”, joelen de kinderen. Ook die maakten Bruegels jonge tijdgenoten zelf, zien we in de linkerbovenhoek van het schilderij. Uit natte kleigrond rolden ze kleine balletjes die ze lieten drogen in de zon.

“Knikkers heb ik ook nog gemaakt én gekleurd”, herinnert Rina zich. “Met rode bessen?”, gokt Lars. “Nee, met de witte melk uit steeltjes van paardenbloemen of de oranje van wrattenkruid.” “Maar dat is giftig,” voegt ze er snel aan toe, “dus altijd goed je handen wassen!”

Onder grote belangstelling ronkt de zelfgemaakte zoemschijf van Rina.

Toltips uit eerste hand

In de laatste vitrine liggen de tollen stil, maar op Bruegels schilderij draaien de kinderen ze met een zweepje rond in het zand. We zien zweep-, draai- en priktollen. Het touw is verduurd. De tollen dragen de sporen van uren spelplezier. “Een kapotte tol plakte je vroeger met paardenmest”, verrast Rina. “Bah!”, Féline trekt haar neus op. In die tijd werd kapot speelgoed niet zomaar weggegooid, maar zo veel mogelijk gerepareerd.

Rina verklapt ons nog een trucje uit haar kindertijd: “In ons gezin hadden de meisjes en jongens een tol. Mijn broers waren sluw en sloegen met de metalen pin van hun tol op de onze, zodat die niet meer bleef rechtstaan. Daarom duwden mijn zus en ik ter bescherming duimspijkers in onze houten tol.” Slim, al hoopt Rina zulke ingrepen straks niet nodig te hebben in het spelatelier.

“Haartje-pluk doet écht pijn”

In het spelatelier vinden de leerlingen alle kinderspelen terug in de uitvergroting van Bruegels schilderij. “In de klas speelden we er al verschillende,” verduidelijkt juf Leen, “samen met enkele grootouders die hun ‘spelletjes van vroeger’ kwamen voorstellen”.

Of er tussen de bijna 230 kinderfiguren ook volwassenen op het schilderij staan? “Hier gooit een vrouw water over 2 vechtende jongens”, wijst Fenna. En we spotten nog onaangename taferelen: verliezers die tussen stampende benen doorlopen, over een balk gezwierd of aan de haren getrokken worden.

Bruegels Kinderspelen, een zoekplaat met meer dan 80 spelletjes uit 1560.

Speeltijd

Er wachten ons gelukkig geen strafspelletjes, wel glazen knikkers, een springtouw, een gekleurd hinkelpad, metalen bikkels, diabolo’s en enkele balvangers. Na een korte demonstratie van Rina is het speeltijd.

“Laat de bal eerst rustig heen en weer wiegen aan het touw, in het verlengde van je arm”, tipt ze. Na ontelbare pogingen belandt Aris’ bal toch in het emmertje. “Heb je dat gezien?”, juicht hij. Zijn vriend Jens zucht: “Dit is toch veel moeilijker!” Geconcentreerd zwaait hij nog maar eens een houten ring in de lucht, in de hoop dat die op zijn stok landt.

Dyma perfectioneert zijn techniek bij het knikkeren, terwijl Tuur de diabolo-trucjes van Rina probeert te kopiëren. Bij de jongens lijkt hinkelen eerder op ‘parkour’. De meisjes schakelen juf Leen in om het springtouw draaiende te houden. Dankzij haar aanmoedigingen durft de aarzelende Revekka toch inspringen.

Bij Rens en Vic vliegen de bikkels in het rond. “Gooi niet te hoog en blijf naar je bikkels kijken”, helpt Rina. “En strek je hand en vingers, dan kan je ze beter opvangen.” “Maar dat doet pijn!”, jammert Vic met enig gevoel voor drama.

Tegen de middag rondt Rina de kinderspelen af. Op weg naar de cafetaria wandelen we langs de uitgebreide collectie van het Speelgoedmuseum. We spotten kleine plastic pony’s in lila- en roostinten, blinkende miniatuurautootjes, pluizige teddyberen, elektrische modeltreinen in indrukwekkende maquettes en een oneindige voorraad bouwblokken. “Juf, kijk!”, klinkt het honderduit. Net als haar leerlingen komt juf Leen ogen tekort.
De boterhammen kunnen nog wel even wachten.

Over het Speelgoedmuseum Mechelen

Het Speelgoedmuseum Mechelen herbergt 1 van de meest unieke speelgoedcollecties ter wereld, van vroeger tot nu: knuffels, poppen, miniatuurtreinen en nog veel meer. (Her)beleef er je kindertijd.

  • Speelgoedmuseum – Nekkerspoelstraat 21 – 2800 Mechelen
  • Het museum ligt naast het station Mechelen-Nekkerspoel.
    Je kan gebruikmaken van gratis busvervoer via dynamoOPWEG.
  • Je krijgt 2,50 euro korting op het toegangsticket met je Lerarenkaart. Je betaalt 10 euro in plaats van 12,50 euro. 
  • Ga aan de slag met de lesmappen en doebladen, boek zoals deze klas een spelatelier of volg een rondleiding op maat.
  • Eind 2024 verhuist het Speelgoedmuseum naar het stationsgebouw van Mechelen. Daar zoomt het vernieuwde museum in op wat spelen is, hoe spelen evolueert, wie speelt en waarom.

Vera Verdoodt

Voeg dit artikel toe aan je bewaarde artikels

Log in om te bewaren


Laat een reactie achter