Vlaanderen
Klasse.be

Gesprekstips

4 vuistregels voor een geslaagd oudercontact

  • 13 maart 2024
  • 6 minuten lezen

Timen en doseren, relatie vóór informatie en hoe je niet tegen maar met ouders praat: experten Rik en Maurits bieden vuistregels om van elk oudercontact een succes te maken. 

illustratie: ouders in gesprek met leraar tijdens oudercontact

Maurits Wysmans, voormalig opleidingshoofd Sociale Readaptatiewetenschappen UCLL en co-auteur ‘Praten met ouders’: “Een eindeloos spreekuur aan het einde van een pittige schooldag: vaak voelt het oudercontact als de taak te veel. Ouders op hun beurt krijgen een chaotische babbel in een overvolle refter. Terwijl de loop van dat gesprek mee de toekomst van een leerling kan bepalen.” 

“Bij de huisarts wil je liefst ook geen uren in de wachtzaal zitten. En eens je binnen bent, verwacht je de onverdeelde aandacht van een professional op een discrete plek. Plan dus niet te veel gesprekken na elkaar, zorg voor een duidelijke timing en een rustig lokaal.”

Rik Prenen, docent UCLL, co-auteur ‘Praten met ouders’ en voormalig coördinator bij VCLB-Limburg: “De lastigste horde ligt vóór het oudercontact. Ouders op de afspraak krijgen kan een uitdaging zijn. Het inschrijvingsmoment, korte briefjes in de agenda, een blik van verstandhouding aan de schoolpoort: grijp die kansen om een eerste band tussen school en thuis op te bouwen.”   

“Soms krijg je te maken met het andere uiterste: ouders die je bestoken met eindeloze mailtjes, je aanspreken in de rij aan de kassa over een pestprobleem of je na de eerste bel op de speelplaats aan de praat houden. Als de timing en de setting niet kloppen, is het de juiste keuze om je grenzen te bewaken. Maar wel meteen een gesprek op een ander moment voor te stellen.”


Vuistregel 1: het speelveld schetsen

Rik Prenen: “Het oudercontact is een professioneel gesprek. Ook als die ouder toevallig de buurvrouw of je collega is. Ouders verwachten dat jij de regie in handen neemt. ‘En, hoe is Flo thuis?’: die opener is veel te vrijblijvend. Studiekeuze, houding in de klas of welbevinden: zeg wat jij wil bespreken. En nog belangrijker: vraag ouders waarover zij het willen hebben. Zo toon je duidelijk dat je ouders als evenwaardige partners ziet.”     

“Door de agenda te zetten, bepaal je samen de doelen van je gesprek. Het fijne is dat iedereen het daarmee meestal eens is. Want net zoals jij hebben ouders het beste voor met hun kind. Discussie ontstaat pas wanneer we de weg naar dat doel bekijken. Daarover kan de kijk van school en thuis vaker verschillen.”

“Je kan ook kort vermelden hoeveel tijd je hebt. Dat schept duidelijkheid en helpt ouders om bij de kern van de zaak te blijven. En je verlaagt bovendien de drempel om straks op een constructieve manier af te sluiten.”


Rik Prenen, docent UCLL, co-auteur ‘Praten met ouders’ en voormalig coördinator bij VCLB-Limburg

“Vraag ouders ook waarover zij het willen hebben. Zo toon je: we staan op gelijke voet.”

Rik Prenen
co-auteur ‘Praten met ouders’


Vuistregel 2: timen en doseren 

Maurits Wysmans: “Eerst relatie, dan informatie. Dat is de basis van een goed gesprek. Jij hebt de regie in handen, maar ouders bepalen het tempo. Geef ze dus de tijd om even te ‘snuffelen’. De vraag die bij de start van het gesprek door het hoofd van ouders spookt: ziet die mens mijn kind graag? Met een gesprek over hun kind raak je aan de diepste emoties van ouders. Hoe je iets vertelt, wordt dan minstens zo belangrijk als wat je wil vertellen.” 

“Oogcontact, een open houding: non-verbale signalen zijn tijdens een oudercontact heel bepalend. Daar kan je een resem tips over lichaamstaal aan ophangen, maar eigenlijk draait het er gewoon om dat je oprechte interesse toont en authentiek blijft. Dan is de kans groot dat je ook de juiste non-verbale signalen uitzendt.” 

“Valkuil: leraren zijn gewend om alles aan elkaar te praten. Dat is een deel van je job. In het ideale gesprek ben jij een derde van de tijd aan het woord, de ouders twee derde. Helaas is die verhouding in de realiteit vaak omgekeerd. Geef ouders voldoende ruimte, nodig ze expliciet uit om te vertellen. Ook de minder spraakzame partner: ‘Ik kan me voorstellen dat er nu vanalles door uw hoofd gaat. Kunt u daar iets over vertellen?’ Stiltes hoeven niet ongemakkelijk te zijn. In die pauze ligt de ongedwongen uitnodiging om meer te vertellen.”


Vuistregel 3: de juiste vraag stellen

Rik Prenen: “Een goed gesprek vertrekt met open vragen. Geen stuurloze ‘vertel eens’, maar ‘vertelt Evin thuis iets over de klasgroep?’ Pas wanneer het gesprek concreter wordt, kan je gesloten vragen inzetten: ‘Heeft u de indruk dat de werkdruk te hoog ligt voor Jonas?’ Weet dat je op gesloten vragen meestal een gesloten antwoord krijgt.” 

“Probeer je vragen heel bewust te formuleren. Vaak stel je – zonder het te merken – suggestieve vragen. ‘Kan het zijn dat Billie moeilijk oplet omdat ze te moe is?’ Met die vraag vul je het antwoord al in. Vertrek eerder vanuit wat je zelf ziet. ‘Ik merk dat Billie soms slaperig is tijdens de les. Herkent u haar daarin?’” 

“Hoe je reageert op antwoorden van ouders is vaak veelzeggend. Ze voelen meteen of je oprecht wil luisteren. Een snelle ‘ja, maar’ is vaak de krachtigste ontkenning. Probeer samen te vatten wat ouders vertellen: ‘Begrijp ik goed dat …’ en benoem non-verbale signalen: ‘Ik zie u fronsen, ziet u dat anders?’ Toverwoorden bestaan niet. Vaste zinnetjes inoefenen en bovenhalen helpt evenmin. Met een authentieke, begripvolle houding kom je het verst.” 


Maurits Wysmans, voormalig opleidingshoofd Sociale Readaptatiewetenschappen UCLL en co-auteur ‘Praten met ouders’

“Eerst relatie, dan pas informatie. Vertrouwen is de basis van een goed gesprek.”

Maurits Wysmans
co-auteur ‘Praten met ouders’


Vuistregel 4: helder afronden 

Maurits Wysmans: “Een gesprek is pas geslaagd met duidelijke afspraken. Ook als je besluit dat je het niet over alles eens bent. Som samen op waarin je elkaar wél vindt, tot welke afspraken je komt, wie wat voor zijn rekening neemt en hoe je verder afspreekt. Voorzie daarvoor tijd aan het einde van het oudercontact. Merk je dat het gesprek nog niet is afgerond is? Leg dan meteen een nieuwe afspraak vast.”  

“Op tijd afsluiten kan erg lastig zijn, maar ook de andere gesprekken die avond verdienen je tijd en je aandacht. Een klok helpt, zodat je niet naar je smartphone hoeft te piepen. Toch blijft het lastig om op een respectvolle manier aan te geven dat de tijd om is. Dan is de techniek van de zelfonthulling nuttig: aankondigen wat je gaat doen. ‘Wat ik nu ga doen, vind ik zelf heel vervelend. Maar ik moet hier afronden. Anders ga ik hopeloos over tijd.’” 

“Wacht na een oudercontact niet te lang om conclusies te vertalen naar acties. En registreer wat je samen beslist hebt. Zo merken ouders meteen dat je doet wat je belooft en stijgt hun bereidheid om zelf ook die inspanning te leveren. Blik ook eens kritisch terug bij jezelf: wat heb je geleerd? Het perfecte oudercontact bestaat niet, maar uit elk gesprek kan je wat leren. En met kaartjes of een online formulier kan je ouders om feedback vragen.”


Tot slot: oudercontact met of zonder leerling?

Maurits Wysmans: ”Of leerlingen al dan niet aanwezig zijn bij het oudercontact, is een keuze die je met de hele school maakt. We lijken te evolueren naar gesprekken waarbij het kind aanwezig is. In Scandinavië is die aanpak al sterk ingeburgerd. En zo krijg je ook heel wat informatie boven water die helpt om tot juiste conclusies te komen. Op één voorwaarde uiteraard: dat je leerlingen actief betrekt en niet over hen praat terwijl zij er het zwijgen toe doen.” 

“Hoed je ervoor om standpunt in te nemen tussen ouder en kind. Samen met de ouder het kind de mantel uitvegen? Slecht voor het vertrouwen. En als je in de aanwezigheid van het kind de aanpak van ouders in vraag stelt, maak je een constructief gesprek onmogelijk. Als professional kies je geen partij.” 

Seppe Goossens

Voeg dit artikel toe aan je bewaarde artikels

Log in om te bewaren


Laat een reactie achter