Verhaal
Rudi Vranckx:”In de klas maakt de waarheid wél een kans”
Hoe onderwijs ook in uitzichtloze omstandigheden weer hoop biedt. Waarom leraren in de frontlinie van de strijd voor waarheid staan. En hoe je een publiek bereikt dat liever wegkijkt. Oorlogsjournalist Rudi Vranckx: “Het is onze plicht om te blijven zoeken naar de bloemen in het puin.”
© Thomas Sweertvaegher

Rudi Vranckx: “Ik zag het in de vluchtelingenkampen van Gaza, in de ondergrondse metro van Charkiv en tussen de brokstukken in Mosul: zodra mensen zich veilig voelen en hun honger gestild is, gaat de school weer open. Mensen hebben hoop nodig. En school staat voor alles wat ze hopen voor hun kinderen: een betere toekomst, een wereld die uit het puin verrijst. Onderwijs draagt altijd die belofte van verandering.”
Wat heeft onderwijs in jouw leven betekend?
Rudi Vranckx: “Mijn grootvader was nachtwaker aan de KU Leuven, mijn grootmoeder schoonmaakster. Amper 2 generaties later wandelde ik als student door de gangen die hij ooit bewaakte en werkte ik als onderzoeker in de bureaus die mijn grootmoeder ooit poetste. Zoals zovelen van mijn generatie ben ik het bewijs dat onderwijs voor sociale mobiliteit kan zorgen.”
“Tegelijk zie ik vandaag een hoop jongeren struikelen. Vluchtelingen die als kind luidop droomden van een toekomst als advocaat of arts, halen vaak de meet niet. Scholen lijken wel óf superdivers óf opvallend wit: die kloof dichten, lukt ons blijkbaar niet.”
Kan een leraar daar in zijn eentje wat aan veranderen?
Rudi Vranckx: “Als ook maar één iemand oprecht in je gelooft, kan dat al het verschil maken. Jongeren hebben leraren nodig die hoge verwachtingen koesteren voor hen en hun interesses weten te triggeren. Zoals de bevlogen leraar geschiedenis die mij zo nieuwsgierig maakte dat ik zelf geschiedenis wilde gaan studeren.”
“Daar kiemde mijn keuze voor oorlogsjournalistiek. Omdat ik niet enkel wilde weten wat zich in het verleden afspeelde, maar van dichtbij wilde meemaken hoe die kronieken zich schrijven. Toen ik de eerste keer in een oorlog terechtkwam – de ondergang van de Roemeense dictator Ceaușescu in 1989 –, wist ik meteen: dit is wat ik hoor te doen, hier vind ik mijn stem.”
Wil je het hoofd van mensen bereiken, mik dan op hun hart
Rudi Vranckx
Omdat je aan de wereld kon vertellen wat er gebeurde?
Rudi Vranckx: “Als oorlogsjournalist mag je niet gewoon beschrijven wat er gebeurt. Journalistiek heeft 3 lagen: informatie, duiding en reflectie. Als er een bom valt, vertel je daarover. Daarna bied je context: wie zit hierachter, welk conflict broedt hier? En ten slotte probeer je bloot te leggen welke conclusies we daaruit kunnen trekken en ga je op zoek naar verklaringen.”
“Precies wat ook een leraar in zijn klas doet. Telkens opnieuw probeer ik uit te zoomen, stel ik me de vraag: hoe zal een geschiedenisleraar dit over 50 jaar in zijn klas aanbrengen? En hoe zal die aan zijn leerlingen uitleggen dat wat hier gebeurt, ook zoveel jaren later relevant is?”
“Dat maakt het vak geschiedenis zo onmisbaar. Als je niet weet welke omwenteling de uitvinding van de boekdrukkunst teweegbracht, kan je niet inschatten wat de impact van sociale media of AI is. Wie de opgang van het nazisme niet leerde kennen, ziet de gevaren van polarisering niet. En wie niet vertrouwd is met propaganda, trapt met open ogen in de val van fake news.”
Hoe breng je zulke complexe onderwerpen over?
Rudi Vranckx: “Ik kan je van naaldje tot draadje uitleggen hoe het conflict tussen Israël en Palestina in elkaar zit. Maar dan merk ik hoe de meeste blikken glazig worden en mensen afhaken. Ooit volstond het om een boek te schrijven of een documentaire te draaien en iedereen slikte dat. Vandaag werkt dat niet meer. Niet in de journalistiek, niet in het onderwijs.”
“Want dat iedereen op het puntje van zijn stoel zit te luisteren naar wat jou wakker houdt? IJdele hoop. Dus moet je blijven zoeken. Ik was de eerste bij de VRT om Facebook en Instagram te benutten. We ontwikkelden podcasts, ik geef lezingen. Die zoektocht is een uitdaging. Maar wanneer je je verhaal telkens weer op een andere manier vertelt, steek je er zelf ook wat van op.”
Hoe bereik je een publiek dat je boodschap misschien liever niet hoort?
Rudi Vranckx: “Om mensen te raken, heb je verhalen nodig. Wil je het hoofd van mensen bereiken, mik dan op hun hart. De gruwel van het Taliban-regime kan je uitdrukken in cijfers waarvan je gaat duizelen. Maar hoe kunnen de jongeren voor wie ik een lezing geef zich daar wat bij voorstellen? Het verhaal van het meisje dat van de Taliban niet meer naar school mag en lijdzaam moet toezien hoe haar toekomst aan diggelen wordt geslagen: dat komt wel aan.”
“Als journalist mag ik de harde realiteit niet verbloemen. Die grens is opgeschoven, we tonen veel meer dan vroeger. Maar het is telkens dansen op een slappe koord, je afvragen wat de relevantie is. Want is het leed te groot, dan wenden mensen hun blik af. Massagraven, verminkte lichamen, de ravage na een bombardement: ik kan die gruwel als journalist in de ogen kijken en er verslag over uitbrengen. Maar wat mij als mens het diepst blijft raken, zijn de verhalen van mensen. Die blijf ik vertellen.”
© Thomas Sweertvaegher

Hoe vermijd je dat die verhalen in twijfel getrokken worden?
Rudi Vranckx: “Leraren en journalisten staan in de frontlinie van de strijd voor waarheid. Door big tech hebben enkelingen de macht om de waarheid de nek om te wringen. In de loop van de geschiedenis zijn er altijd pogingen ondernomen om de media de mond te snoeren. Maar vandaag worden leugens als feiten verkocht. En wie op zoek gaat naar de waarheid en die leugens bestrijdt, wordt beticht van censuur: absurd is dat.”
“Zo’n ongelijke strijd kan een journalist in zijn eentje nooit winnen. Dat lukt enkel als we jongeren kritische zin meegeven. Met telkens weer de 2 eenvoudige vragen die ik mezelf stel wanneer de waarheid geweld aangedaan wordt: wat is hier écht aan de hand? En wat wil die persoon met zijn uitspraak bereiken? Als leerlingen zich die vragen leren stellen in jouw klas, lever je enorm waardevol werk.”
“Op school heb je een belangrijke troef in handen: je kan met je klas in dialoog gaan, wantrouwen beluisteren en ongeloof doorprikken. Dat is de voorsprong die je als leraar hebt op de echokamers van sociale media. Net daarom doe ik vaak lezingen in scholen. Al is het maar een uur, al sta ik voor een overvolle turnzaal: je praat van mens tot mens. Dan maakt de waarheid een kans.”
Wat hoop je dat leerlingen na dat gesprek mee naar huis nemen?
Rudi Vranckx: “Het besef dat we allemaal mensen zijn. Ik ben op zoveel plekken geweest, en ik kan je zeggen: uiteindelijk zijn we allemaal hetzelfde. Een man met een baard is geen terrorist. En iemand die op ons lijkt, kan de grootste ellende op zijn geweten hebben.”
“Terugkijken op het verleden is al te makkelijk. We vertellen het verhaal van de overwinnaar en scheiden zonder aarzelen goed van kwaad. Maar als de strijd voor onze ogen losbrandt, trilt ons kompas en is het veel lastiger om te zien wie het bij het rechte eind heeft. Ik heb mensen vreselijke dingen zien doen voor de goede zaak. En ik heb gezien hoe menselijk ook ‘de slechten’ zich plots konden tonen.”
“Dus vraag ik: oordeel niet te snel. Want als we elkaar niet meer als mens zien, vervliegt alle hoop. Wanneer jongeren me vragen hoe we een conflict zoals Israël-Palestina definitief oplossen, moet ik bekennen dat ik het ook niet weet. Maar dat ik er wel zeker van ben dat het enkel zal lukken als we elkaar in de ogen blijven kijken.”
Hoe hou je de moed erin als je zo vaak getuige bent van onrecht?
Rudi Vranckx: “Het is mijn plicht om te blijven zoeken naar verhalen van hoop, naar de bloemen in het puin. Zoals de muzikanten die speelden op de ruïnes van Mosul. Die verhalen inspireren mensen en brengen hen weer dichter bij elkaar. Eerlijk? Soms lukt het me ook niet. De totale ontmenselijking van de Palestijnen in Gaza maakt me moedeloos. Als je dan een positief verhaal brengt, voelt dat soms als een nietige uitzondering, een aanfluiting van al het leed.”
“Als ik in een school een lezing over Israël-Palestina geef, vraag ik eerst: ‘Wie is er kwaad over wat daar gebeurt?’ Dan gaan er zóveel handen in de lucht. Ook de mijne. Daar toon ik mijn verontwaardiging, meer dan voor de camera. En tegelijk blijf ik die verhalen van hoop delen. Zodat jongeren blijven zien dat we allemaal mens zijn.”
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter