Vlaanderen
Klasse.be

Zo doen zij het

Woonwagenkinderen op school: 5 drempels

  • 5 februari 2024
  • 12 minuten lezen

3 jaar geleden ontving GO! Basisschool Pee en Nel de eerste kinderen uit een woonwagenpark. Ze gingen daarvoor nooit naar school. Dit schooljaar zit voor het eerst een kind in de eerste kleuterklas. “Een voorzichtig signaal dat onze inspanningen lonen”, zegt directeur Annick Tricot. Hoe overwin je drempels als taal, armoede en wantrouwen? Moeizaam, en succes niet verzekerd.

Omarmd door de drukke ring van Leuven, op een boogscheut van het station en het woonwagenterrein in Kessel-Lo, kleurt de warme gevel van GO! Basisschool Pee en Nel. De school telt 200 leerlingen en 30 nationaliteiten.

Het woonwagenterrein is een residentieel park en telt 135 bewoners, allemaal Roms. De meesten wonen er al 20 jaar. 47 kinderen zijn schoolplichtig of zouden naar de kleuterklas kunnen. 36 kinderen zijn ingeschreven in diverse Leuvense scholen.

Directeur Annick Tricot, zorgco Marina Jehoul en woonwagenwerker Tim Huyghe
Directeur Annick Tricot (links): “We kennen de vooroordelen over de ‘zigeuners’. Maar als je de kinderen ziet, vervallen die snel.”

In België gaat slechts 39% van de woonwagenkinderen tussen 6 en 15 jaar naar school. Hoe krijg je ze naar school en hoe houd je ze er? Directeur Annick Tricot, zorgcoördinator Marina Jehoul en woonwagenwerker Tim Huyghe worstelen samen met het schoolteam elke dag met 5 drempels en koesteren de kleine succesjes.


40% van de Romakinderen en 55% van de woonwagenkinderen in België leeft in een huishouden dat (veel) moeite heeft om rond te komen. 1 op de 5 kinderen groeit op in ernstige materiële armoede. De gezinnen leven in een overlevingslogica, hier en nu. Leerplicht is niet hun eerste zorg. Elke onverwachte gebeurtenis (wasmachine kapot, geen brood in huis, het regent, iemand ziek …) heeft meteen een impact op de aanwezigheid op school. Door een tekort aan standplaatsen voor permanent verblijf, trekken heel wat woonwagenfamilies noodgedwongen rond. Hun kinderen ‘voyageren’ mee.

Annick: “De extreme armoede waarin kinderen uit het woonwagenterrein vaak leven, zie je bij meer kinderen hier. Daarom is onze school bijna gratis. Kinderen krijgen een startpakket met balpennen, potloden … Ouders moeten enkel zorgen voor een boekentas en aangepaste kledij. Maar vaak lukt zelfs dat niet. Samen met Tim, het Huis van het Kind en andere partners zorgen we ervoor dat die basiskledij en dat boekentasje er wel zijn.”

“Soms bellen ouders: ‘Ik heb geen brood, ik heb geen boterhammen.’ Vroeger zouden de kinderen gewoon niet komen. Nu geven we ze een tas soep of staan de ouders tegen de middag hier toch met een lunchpakket.”

“Ook hygiëne was 3 jaar geleden een grote ramp. De kinderen vroegen 36 keer per dag om naar het toilet te gaan om er water en zeep te voelen. Of ouders zeiden: ‘Mijn kind heeft vlekken op haar kleed, ik heb geen wasmachine. Ik stuur ze zo niet naar school.’ Dat is nu anders.”

Als het regende, gingen ze met een badhanddoek boven het hoofd naar school

Tim Huyghe
woonwagenwerker

Tim: “Op een regenachtige dag was het geen uitzondering dat je mama’s met een badhanddoek boven het hoofd hun kinderen naar school zag brengen. Want een paraplu of regenkledij hadden ze niet. Dat probleem lossen we dus op.”

“Sanitair blijft een probleem. Elke standplaats heeft wel haar sanitaire unit, maar soms is er geen warm water of werken de wasmachines niet. Pak luizen maar eens aan met koud water, zonder wasmachine en dure producten. Als de leefomstandigheden op het woonwagenpark verbeteren, stijgt ook de motivatie om naar school te komen, merk ik.”

Marina: “Elk schooljaar krijgen we de kans om op bezoek te gaan naar het woonwagenpark. Dat is wel effe schrikken. Je ziet hoe woonwagenkinderen leven: in een caravan waar vaak verschillende generaties samenwonen rond 1 tafel. Daar eten, drinken en koken ze of sluiten ze autoverkopen af. Concentreer je daar maar eens op je huiswerk.”

“Na zo’n bezoek zet je de grenzen van wat je kan verwachten wel scherp en maak je je niet druk over een vlek op het huiswerk. Je bent al blij dat het er is.”


Drempel 2: Ze leven in een heel andere cultuur en wij zitten met een pak vooroordelen

Dé Roma bestaan niet. ‘Roma’ is een overkoepelende term voor een diverse groep met veel subgroepen. Er zijn andere normen en gedragscodes dan bij ons. In de Romacultuur werkt de familie als hoeksteen en leven de verschillende generaties vaak samen. Groeps- en familieambities primeren boven individuele ambities. Jongeren worden vaak vroeg uitgehuwelijkt. Zo krijgen ze respect vanuit de gemeenschap. Jongens worden financieel verantwoordelijk, meisjes zijn verantwoordelijk voor zorg en huishouden.

Annick: “We kennen de vooroordelen die bij vele mensen leven over de ‘zigeuners’: het zijn leugenaars, dieven, ze zijn niet te vertrouwen … Maar als je de kinderen ziet staan aan de schoolpoort, vervallen die snel. In onze multiculturele school is er geen plaats voor vooroordelen, onze opdracht is voorwaarden creëren waarin kinderen optimaal kunnen leren. Ook kinderen die in een caravan geboren zijn. Wie hier lesgeeft moet niet enkel een sterke leraar zijn.”

“Met die Roma’s zou het ook wel loslopen, dachten we. Maar het grote cultuurverschil blijft moeilijk. Gelukkig hebben we Tim als verbindingspersoon. Merken we iets op, worstelen we ergens mee of moeten we ouders bereiken, dan praten we dat snel met hem door. Daardoor denken we niet vanuit het vooroordeel, maar vanuit kennis, vanuit achtergrond”.

Marina: “Cultuurverschillen zitten soms in kleine dingen. Romakinderen zijn thuis gewend dat ze doorlopend kunnen eten als ze honger hebben. Dat ze dat op school niet kunnen, is een probleem voor de ouders. Ze zijn bang dat hun kind honger zal hebben. Natuurlijk passen de kinderen zich moeiteloos aan het schoolsysteem aan, het probleem zit in de hoofden van de ouders”.

Annick: “Wat voor hen het beste is, is anders dan voor ons en daar worstelen we nog elke dag mee. Zij denken: ‘Niemand kan onze kleuters beter opvoeden dan wijzelf’ en wij zeggen: ‘Ze weten niet wat ze hun kleuters aandoen door ze niet naar school te sturen’. Praten met elkaar is daarom zo cruciaal. Hoe kunnen we respect tonen voor waarden en normen die veraf van die van ons staan?”

Zorgcoördinator Marina Jehoul
Zorgcoördinator Marina Jehoul: “Grote culturele verschillen overbrug je beter met kleine stappen dan met grote sprongen.”

Annick: “Neem nu meisjes. Traditioneel is het levensdoel van de vrouw in de Romagemeenschap: kinderen groot brengen. Het hoogste wat je als vrouw kan bereiken is oma worden. Dat wringt bij ons. Als je dat weet, ga je als leraar toch niet denken: ‘Och die trouwt toch, we gaan niet in haar investeren’. Nee, je investeert wel en toont wat een ander doel kan zijn.”

Marina: “We planten zaadjes en beseffen: grote culturele verschillen overbrug je beter met kleine stappen dan met grote sprongen. Elk meisje dat hier onderwijs volgt, stuurt later haar kind hopelijk ook naar school. Tegelijk moet je hun het gevoel geven dat ze fier mogen zijn dat ze Roma zijn. Dat geldt voor alle culturen in deze school.”

Tim: “Cultuursensitief werken betekent dat je jezelf vanop een afstand kan bekijken. Ben je je bewust van je eigen referentiekader, je culturele waarden, de manier waarop je denkt? En kan je je even in het waardenkader van woonwagenmensen verplaatsen zonder een waardenoordeel te vellen? Kan je onbevangen naar de ouder luisteren? Je komt niet tot een gedeelde visie door enkel kennis te verzamelen over de culturele gebruiken van Roma-ouders.”


Drempel 3: Ze wantrouwen alles wat niet-Rom (gadjé) is, dus ook onderwijs

De historische rugzak van de Romagemeenschap en woonwagenbewoners weegt zwaar. Overal uitgespuwd, weggezet, niet welkom, vervolgd. Daardoor wantrouwt de Romagemeenschap alles wat niet-Rom (gadjé) of ‘onrein’ is. De basis voor een sterk wij-zij-denken. De school is een officiële instantie. Vanuit hun negatieve ervaringen met de overheid wringt dat.

Annick: “Vaak wantrouwen ouders de school omdat ze niet weten wat hier gebeurt. Ze denken dat hun kind een hele dag zit te wenen en geen vriendjes heeft of een hele dag zit te kleuren. Die zorgen proberen we weg te nemen. Elke klas heeft nu een Facebookpagina. Niet alle ouders hebben internet, Tim wel. Via Whatsapp sturen we foto’s en dan zien ze dat hun kind gelukkig is en wél vriendjes heeft. Veel ouders kunnen zich niet voorstellen dat hun kind naast een niet-Romakind zit. We merken: van het wantrouwen op de eerste schooldag is 3 maanden later al een grote schep weg.”

Marina: “Ouders die denken dat leraren hun kinderen anders en slecht gaan behandelen? Natuurlijk hebben leraren het daar moeilijk mee, want zij willen het beste voor alle leerlingen. Achtergrondinformatie is daarom een belangrijk wapen, inzicht en respect ook. Op school gebruiken we hiervoor een infobundel die leraren kunnen raadplegen als ze met Roma-ouders in gesprek gaan. Maar het blijft een moeilijke evenwichtsoefening tussen de verwachtingen van de school en de thuissituatie.”

Tim: “Eind augustus gaan directie en leraren naar het woonwagenterrein. Ze ontmoeten er elk gezin. Kinderen zijn trots dan hun meester of juf langskomt. Als ouders en kinderen zien dat de relatie tussen hun ouders en de leraren goed zit, helpt dat om vertrouwen hoog te houden.”

Annick: “Soms clashen de systemen en is het met dat broos vertrouwen terug naar af. Dat vind ik heel moeilijk. Neem nu dat gezin dat we na lange inspanningen overtuigden om hun kinderen naar school te sturen. Maar op woensdag en vrijdag lukt dat om de ene of andere reden voorlopig niet. Ze komen niet aan het vereiste aantal halve dagen op school en verliezen de schooltoeslag in hun groeipakket. In het hoofd van die mensen doen zij veel inspanningen maar worden ze toch gestraft.”

Marina: “Dat ze naar een oudercontact komen is een grote overwinning. Samen met Tim werken we daar hard aan. Op die momenten kunnen we tonen wat kinderen op school doen en waarom, en hun grote en kleine vorderingen via werkjes en opdrachten in de verf zetten. Zo maak je mama’s en papa’s fier. Je ziet ze dan opfleuren: dat is voor alle ouders hetzelfde.”

woonwagenwerker Tim Huyghe
Woonwagenwerker Tim Huyghe, : “Succesjes uitdagen en creëren én ze samen vieren, dat is belangrijke brandstof voor ouders.”

Annick: “90% van de tijd dat de woonwagenbewoners contact hebben met onze maatschappij horen ze iets negatiefs: het is nooit goed, of goed genoeg. Op school horen ze wel positieve geluiden. Daar zijn we heel bewust mee bezig: warme en prettige verbindingen maken als ze hun kind ‘s ochtends afzetten. Dat is belangrijke brandstof voor ouders.”

“Je overtuigt die ouders niet met woorden maar met daden: zorg, progressie, vertrouwen en respect tonen voor hun waarden. Dat leidt soms tot verrassende succesjes: zoals die Romapapa die ons tijdens de ‘diploma-uitreiking’ van de kleuters redt met de geluidsinstallatie.”

Tim: “Ik bereid het oudercontact telkens voor met hen, en doe nog een nagesprekje. Superwaardevolle momenten om nog eens ‘cultureel’ te vertalen en feedback te geven naar de school. Zo groeit vertrouwen. Samen naar het oudercontact gaan levert een positieve verbinding op met de school.”


Drempel 4: Woonwagenbewoners hebben weinig of geen ervaring met school

55% van de woonwagenbewoners van 45 jaar en ouder in België heeft geen formeel onderwijs afgerond of is nooit naar school geweest. Vanuit hun overlevingslogica focussen de gezinnen vaak op korte termijn en op functionele, praktische vaardigheden zoals lezen en schrijven. Starten in de kleuterklas, vinden ze niet nodig.

Annick: “Vaak moeten woonwagenkinderen alle schoolse vaardigheden nog aanleren als ze hier komen. Dat zorgt voor een serieuze achterstand. Wat we ook doen, we krijgen die niet weggewerkt. Woonwagenkinderen hebben niet minder intellectuele capaciteiten. Ze krijgen gewoon de kans niet om het curriculum volledig te doorlopen omdat ze te laat aanpikken in onderwijs, te weinig naar school komen of plots weer weg zijn.”

“Meestal moeten we kinderen doorverwijzen naar het BuO waar ze toch meer ondersteuning krijgen en effectief verder geraken. Of ze halen op hun dertiende net het niveau vierde leerjaar, genoeg om ze te oriënteren naar de B-stroom en een vak te leren. We hopen dat we een goede basis gelegd hebben, regelmaat en structuur opbouwden, zodat ze het in het secundair ook goed doen.”

Marina: “We hebben momenteel enkele woonwagenkinderen die veel mogelijkheden hebben én ook regelmatig naar school komen. Die succesjes blijven voeden, tonen wat kinderen kunnen, ouders fier maken, blijven werken op het vertrouwen en wederzijds respect. Als we dat volhouden, hebben we misschien weldra een eerste Roma-kind dat hier zijn of haar getuigschrift haalt.”

Tim: “Toegegeven: het blijft moeilijk om de gemeenschap te overtuigen van de meerwaarde van kleuteronderwijs en de essentiële rol die het speelt voor de verdere schoolcarrière. Flankerende activiteiten op het woonwagenterrein (Brabbelkaravaan en Taalkaravaan) zijn lang niet voldoende om die achterstand in te halen.

“Het blijft pijnlijk dat heel wat gezinnen onderwijs lijken te zien als een onaangename verplichting in plaats van een recht met veel potentiële meerwaarde. Ouders geven maar al te graag toe aan kinderen die niet graag naar school gaan: ze houden hen thuis.”


Drempel 5: Het Romanes is een ongeschreven taal

De meeste Romagezinnen spreken Romanes. Vaak ook wat Frans om zich verstaanbaar te maken aan de buitenwereld. De meeste Roma staan heel wantrouwig tegenover het Nederlands omdat ze denken dat hun kind daardoor geen Romanes zal leren. Bovendien is het Romanes een ongeschreven taal wat zorgt voor een groot analfabetisme.

Annick: “Het contact met de woonwagenbewoners loopt heel moeizaam. Ouders spreken geen Nederlands maar Frans met ons. We proberen wel in het Nederlands, maar moeten snel schakelen. Geschreven uitnodigingen voor het oudercontact of andere gebeurtenissen op school werken niet. We moeten ouders altijd persoonlijk aanspreken. Tim is een grote hulp: als verbindings- én vertrouwenspersoon. Niet alleen bij het ondersteunen van de contacten maar vooral ook om ouders te helpen inzien dat school belangrijk is.”

Marina: “Ouders maken zich vaak ook zelf zorgen over de beperkte kennis van het Nederlands. Gaan de leraren onze kinderen wel verstaan? En gaan de kinderen begrijpen wat er verwacht wordt? Heeft het dus wel zin om hen naar school te sturen?”

“Vaak staan ze ook angstig en wantrouwig tegenover het Nederlands: moet mijn kind niet eerst Romanes leren? We maken dan duidelijk dat kinderen verschillende talen kunnen leren. Tegelijk zijn ze altijd heel trots op de eerste woordjes Nederlands van hun kind. We merken een positief verschil in de taalontwikkeling bij kinderen die regelmatig aanwezig zijn in de klas en geen ‘terreingenootjes’ in hun klas hebben.”

Heel vreemd voor ons: geen potlood of balpen in de caravan, geen papier, laat staan een boek

Annick Tricot
directeur

Tim: “De stad Leuven organiseert op het woonwagenterrein een ‘Taalkaravaan’ met taalstimulerende spelmomenten en huiswerkbegeleiding voor lagereschoolkinderen. En een ‘Brabbelkaravaan’, een laagdrempelig spel- en ontmoetingsmoment met ruimte voor opvoedingsvragen en gericht op nog niet-leerplichtige kinderen. Het maakt de drempel naar de kleuterklas lager. We stellen ons daarbij niet op als expert maar geven ouders ook het gevoel dat zij dat zijn. Je wint vertrouwen door mensen in hun waardigheid te laten en te vragen wat hen bezighoudt.”

Annick: “Roma kennen geen schrijftaal. Er is geen geschreven vorm van het Romanes. Dat plaatst kinderen in een heel bijzondere beginsituatie. Heel vreemd voor ons: er is geen balpen of potlood in de caravan, geen papier, geen krant of tijdschrift, geen (voorlees)boek. Correct leren lezen en spellen vraagt een grotere inspanning. Als kinderen van in de kleuterklas naar school komen en blijven komen dan overwinnen we dat probleem wel. Roma-kinderen die later aanpikken, benen die achterstand helaas nooit bij.”

Niet alle woonwagenkinderen zijn Roma

Niet alle woonwagenbewoners zijn Roma. In Vlaanderen en Brussel zijn er drie groepen.

De Manoesjen of Sintio (ong. 100 gezinnen) hebben vooral de Belgische nationaliteit, spreken een versie van het Romanes en hebben Nederlands of Frans als tweede taal. De meesten kiezen een woonwagen boven een huis.

De Roms (ong. 300 gezinnen) hebben de Belgische nationaliteit. Ook zij leven vooral nog in woonwagens waarmee ze rondtrekken of vast op residentiële terreinen wonen. Vele van hen zijn verplicht om rond te trekken door een nijpend tekort aan plekken op die terreinen.

De grootste subgroep zijn de Voyageurs (5000- 10.000 gezinnen). Zij hebben geen migratieachtergrond en zijn autochtone Belgen. In de 19de eeuw begonnen ze rond te trekken uit economische noodzaak. Veel voyageurs werken vandaag nog als zelfstandige handelaars. Ze trekken wel minder rond en spreken voornamelijk Nederlands.


De cijfers uit dit artikel komen van het Agentschap Opgroeien. Meer info en inzichten vind je bij Agentschap Integratie en inburgering, Foyer en woonwagenbewoners.be

Michel Van Laere

Voeg dit artikel toe aan je bewaarde artikels

Log in om te bewaren


Laat een reactie achter