Vlaanderen
Klasse.be

Zo doen zij het

Veel anderstalige nieuwkomers? Zo hou je als leraar koers

  • 4 september 2023
  • 7 minuten lezen

In basisschool De Pijl – hartje Antwerpen – meerden vorig schooljaar 100 anderstalige nieuwkomers aan. 25 onder hen voeren in datzelfde schooljaar alweer af. Hoe bezeil je als school zo’n grote in- en uitstroom? En hoe hou je als leraar het roer recht?

leraar anderstalige nieuwkomers (AN) Christoph Van Hemelen
Coördinator en leraar Christoph Van Hemelen: “Kinderen moeten een lach op hun gezicht hebben als ze hun AN-leraar zien. Zo groeit de taal ook sneller.”

7462. Zoveel nieuwkomers meldden zich in Antwerpen in 2022 aan. Gezinnen uit Oekraïne, Afghanistan en Eritrea. Met weinig materiële en veel mentale bagage. En met kinderen die naar school moeten. “We noemen onszelf een transitschool“, grappen coördinator en leraar voor anderstalige nieuwkomers (AN) Christoph Van Hemelen en leraar eerste leerjaar Maaike Craenhals.

Christoph Van Hemelen: “Nieuwe AN-leerlingen volgen voor het grootste deel de reguliere lessen in hun klas. Zo vallen ze sociaal niet uit de boot. Werken aan taal en welzijn doen we in kleinere groep. Concreet: 12 AN-leraren geven aan een of meerdere groepjes van zo’n 6 anderstalige nieuwkomers 7 uur per week les. En in de eerste maand na inschrijving krijgen ze nog iets meer ondersteuning. Met de AN-leraar Onthaalmaand gaan ze 2 uur per week aan de slag met basiswoordenschat en leren ze onze school kennen.”

“Sinds schooljaar 2022-2023 krijgen scholen in het kader van de Oekraïnecrisis extra lestijden om AN-leerlingen te ondersteunen. Mooi, want dat maakt werken in kleinere groepen mogelijk. Maar waar zet je al die groepjes? Lokalen hebben we niet op overschot.”

“Gelukkig zagen we overal zithoekjes in. Op de gang, in een ruimte die wellicht ooit als bezemkast dienstdeed en in ons lokaal voor levensbeschouwing. Dat laatste verbouwden we zo dat een trap het nu in 4 deelt: 3 zithoekjes en 1 AN-bibliotheekje. Nog steeds niet ideaal, want het is er best gehorig, maar zo heeft ieder AN-groepje op z’n minst plaats.”

Een trap deelt ons voormalige lokaal voor levensbeschouwing in 4. Dankzij die kleine ingreep is er meer plaats om in kleine groepen te werken.

Rode bakens

Niet alleen operatie ‘Meer zithoeken’ toont dat een leraar ook een beetje binnenhuisarchitect is. Ook de klassen zijn versierd met creativiteit: slingers met basiswoordenschat aan de plafonds, gekleurde posters, kaartjes in de marges van de krijtborden – links: de dagen van de week, rechts: basisgevoelens als ‘boos’ en ‘blij’. En overal kleven mysterieuze rode bolletjes.

Maaike Craenhals: “Onlangs bezochten leraren van een andere school mijn lokaal. Ik wist niet goed wat ik hen kon tonen: mijn klas is toch maar… gewoon? Ik had onze jarenlange ervaring als AN-school onderschat, want die – voor mij – banale slingers, kaartjes, posters en bolletjes lokten veel reactie uit. Toch niet zó gewoon dus.”

“De slingers met basiswoordenschat ondersteunen mijn instructies. Merk ik dat leerlingen iets niet begrijpen, dan duid ik een woord aan. De afbeelding die bij op de slinger staat, geeft de leerlingen meer context.”

“Onze posters zijn gebaseerd op de methode ‘Zien is snappen’. Die geeft anderstaligen meer grip op het Nederlands door grammatica aan kleuren te koppelen. De posters met Wie? (geel) Doet? (rood) Wat? (bruin) tonen hun op een heldere manier welke woorden waar in een zin staan. En de rode bolletjes bakenen het- van de-woorden af.”

Slingers met basiswoordenschat ondersteunen instructies. En rode bolletjes bakenen het- van de-woorden af.

Een veilige haven

Christoph: “Als andere scholen naar onze werking vragen, merken we pas dat die sterk van die van de gemiddelde basisschool verschilt. Sommige scholen krijgen het bij wijze van spreken al warm als plots een Portugese leerling instroomt. Terwijl hier elke klas 6 à 8 kinderen telt die geen of zeer gebrekkig Nederlands spreken.

“Meestal focussen die bezoekers op taal. Logisch, maar met taal alleen begrijp je de beklemde situatie van dat Afghaanse gezin in een noodwoning of het oorlogstrauma van die Oekraïense jongen nog niet. We willen ook een veilige haven zijn. Daarom is de topprioriteit van AN-leraren: kinderen moeten een lach op hun gezicht hebben als ze hun AN-leraar zien. Zo groeit de taal ook sneller.”

“Zelf week ik die lach los door te kijken: hoe voelt mijn groep zich? Wat interesseert hen? Wie blinkt waarin uit? Toen hij aan een origami-opdrachtje-voor-tussendoor werkte, fonkelden Maskyms* ogen bijvoorbeeld. Maksym startte hier in het zesde. De grote achterstand tegenover zijn klasgenoten maakt hem vaak zo moedeloos dat zijn motivatie om te leren eronder lijdt.”

“Ik vertelde Maksyms klasleraar over die fonkel. Als eerstvolgende knutselopdracht liet ze de klas een kraanvogel vouwen. Zo leerde Maksym zijn klasgenoten eens iets, in plaats van zij hem. Resultaat: zijn motivatie steeg.”

Alle hens aan dek

Maaike: “AN-leraren hebben gemiddeld 6 leerlingen per groep; klasleraren 20. Alle fonkels onthouden en koppelen aan klasopdrachten, is dan niet haalbaar. Daarom werken we intensief samen. We volgen anderstalige nieuwkomers met 4 op: de zorgleraar, klasleraar, AN-leraar en de AN-leraar Onthaalmaand. Welke mentale bagage draagt leerling X? Wat is de thuissituatie van leerling Y? Hoe ligt leerling Z in de groep?”

“Afstemmen gebeurt informeel en tijdens klassenraden, waarvoor we ruim de tijd voorzien. Als we informatie aan elkaar doorsluizen, komen we samen tot goede oplossingen. En dat is nodig, want wij moeten zien wat ouders ons niet kunnen vertellen.”

“Taal, cultuur en trauma bemoeilijken het contact tussen ouders en school. Hoe laagdrempelig we ons ook opstellen ‑ klasleraren staan na school allemaal op de speelplaats, oudercontacten zijn er 4 keer per jaar, we werken samen met tolken en organiseren ons schoolfeest zelfs op een vrijdag omdat zaterdag voor vele van hen moeilijk zijn ‑, de te overbruggen kloof blijft groot.”

Leraar Maaike Craenhals: “Samenwerken is cruciaal: wij moeten als team zien wat ouders ons niet kunnen vertellen.”

De riemen die je hebt

Christoph: “Als spreekoefening laat ik mijn groepje AN’ers een plattegrond van hun woning tekenen. Met slimme bijvragen als ‘Wie slaapt allemaal op jouw kamer?’ vis ik informatie over hun thuissituatie op. Soms dingen die ik liever niet weet. Dat een leerling muizen als huisdieren beschouwt, bijvoorbeeld.”

“Je weet wel dat anderstalige nieuwkomers doorgaans niet in een luxepositie zitten, maar die details maken je beeld concreter. Ze komen hard binnen en blijven in mijn achterhoofd spoken. Positief: ik geef met meer geduld en begrip les. Maar het is ook moeilijk. Want ik heb regelmatig het gevoel tekort te schieten. Dan moet ik mezelf eraan herinneren dat ik niet ál hun problemen kan oplossen.”

Maaike: “Ook als klasleraar hou ik zoveel mogelijk rekening met die informatie. Omdat dat rekening-houden-met-lijstje tamelijk lang is, is differentiëren een noodzaak. Maar niet evident. Ik doe het zo: een klassikale instructie voor alle leerlingen, hen aan het werk zetten en als iedereen op koers zit, ontferm ik me over de AN’ers – en andere leerlingen die extra hulp kunnen gebruiken.”

“Zo’n grote groep anderstalige nieuwkomers dreigt aan het niveau en tempo in de klas te trekken. We zijn ons daarvan bewust en doen ons best om alle leerlingen op hun niveau uit te dagen. Chromebooks met adaptieve, zelfcorrigerende oefeningen en verdiepende oefeningen in handboeken zijn een grote hulp. Ik leer mijn leerlingen er zelfstandig mee werken.”

“Mijn lokaal heeft ook een ‘speel-leer-leeshoekje‘ met boeken, spelletjes, puzzels, extra oefeningen en knutselmateriaal. Dat is er voor alle leerlingen, maar mijn AN’ers laat ik er vaker naartoe gaan. Zij moeten zóveel informatie opnemen: een regelmatig rustmoment voorkomt overprikkeling en alle reacties daarop.”

“Oh, en ik schakel ook mijn leerlingen in: wie sneller klaar is, speelt soms minileraar. Een taakje verbeteren? Samen oefenen? Een nieuwkomer die naar het toilet moet? Elkaar helpen, vinden ze fijn.”

Welke woorden staan waar in een zin? Door grammatica aan kleuren te koppelen, geef je anderstalige leerlingen meer grip op het Nederlands.

Regelmatig een andere boeg

Christoph: “Differentiëren wordt nog lastiger als je veel transitleerlingen hebt. Anderstalige nieuwkomers hebben vaak een tijdelijke woning. Zodra hun ouders een job of andere woning vinden, verhuizen ze. Dat veroorzaakt een continue in- en uitstroom, met veel welkomst- en afscheidsmomenten.”

Maaike: “Als ik op voorhand weet dat een kind uit mijn klas vertrekt, plan ik een afscheidsdag. Maar vaak is een vertrek zo abrupt dat het bij een lastminute klasfoto blijft. Dat viel mij in het begin zwaar.”

“Dankzij mijn leerlingen weet ik ondertussen dat zelfs afscheid nemen went. Enerzijds is het jammer dat veel van hen afscheid nemen al gewoon zijn nog vóór ze hier starten. Anderzijds leerden ze ermee omgaan. Een zoveelste afscheid weerhoudt hen er niet van om goed voor elkaar te zorgen: wie vertrekt, wordt overladen met knuffels en tekeningen. Of hoe wij van hun vaar- en veerkracht kunnen leren.”

*Om de privacy te beschermen is de naam van deze leerling gefingeerd.

Tine Jellasics

Voeg dit artikel toe aan je bewaarde artikels

Log in om te bewaren


Laat een reactie achter